Poolse voedselindustrie moet nog forse eindsprint maken
De Poolse voedselindustrie staat in de startblokken om op grote schaal producten naar de Europese landen te exporteren. Het land moet echter nog een forse eindsprint maken voordat aan alle regels voor de voedselveiligheid is voldaan.
De pluimveeslachterij Sadrob is gevestigd in Plock, een eeuwenoud stadje in het centrum van Polen. De pluimveeslachterij werd 55 jaar geleden opgericht en heeft zich staande weten te houden ondanks alle politieke ontwikkelingen in Polen. Nu staat het bedrijf voor een nieuwe uitdaging: produceren volgens de regels van de Europese Unie.
Op het terrein van Sadrob wordt druk gebouwd. Directeur Paczkowski geeft een rondleiding. Hier komt een nieuw gebouw waarin de temperatuur van geslachte kippen wordt teruggebracht tot 4 graden Celsius. Nu gebeurt dat nog door stukken ijs tussen het kippenvlees te leggen.
Het is slechts een klein onderdeel van de grote modernisering bij Sadrob. De totale kosten daarvan bedragen 3,5 miljoen euro. Voor de financiering heeft de pluimveeslachterij gebruik gemaakt van SAPARD, het Europese ondersteuningsfonds voor nieuwe lidstaten. In totaal heeft Polen 216 miljoen euro gekregen uit dit fonds voor verbeteringen van de voedselkwaliteit.
In Warschau is de hoofdinspectie van de Poolse veterinaire dienst gevestigd die controleert of bedrijven voldoen aan de Europese regelgeving. Woordvoerder Leonkowicz van de veterinaire hoofdinspectie is tevreden over de vorderingen. Volgens hem werpen de controles hun vruchten af. In 1999 waren er meer dan 7000 slachterijen die rood vlees produceerden, nu zijn dat er nog maar 3500.
Tijdens de laatste voortgangsrapportage van de Europese Commissie in november werd Polen geprezen om de voortgang die was gemaakt. Het rapport noemde echter ook negen punten die nog niet in orde zijn.
„Polen is een van de landen die achteraan loopt met de voorbereidingen, maar het land heeft de afgelopen maanden veel vorderingen gemaakt", aldus Willard Biemans die voor de Europese Commissie in Warschau de Poolse voortgang op het gebied van de landbouw op de voet volgt. Zo ligt Polen bijvoorbeeld op schema op het gebied van de BSE–controles (gekkekoeienziekte).
Daarentegen wordt er nog hard gezocht naar 755 extra veterinaire artsen die omgeschoold moeten worden om de Europese regels te kunnen uitvoeren. Daardoor is er op dit moment nog een capaciteitsprobleem bij de veterinaire dienst. Polen heeft nog niet aangegeven hoe het dat wil oplossen.
De overgang van de oude naar de nieuwe situatie is in de fabriek van Sadrob goed te zien. De ruimte waar de verdoving en de werkelijke slacht van de kippen plaatsvindt, is nog niet aangepast. De lampen verlichten slechts een deel van de ruimte, de verf aan de muur is afgebladderd en er kleven vieze bruine plakkaten vuil. Paczkowski: „Het mag duidelijk zijn dat we deze ruimte straks niet meer gebruiken."
De rest van de slachterij ziet er heel anders uit. Paczkowski toont vol trots de laatste aanwinsten, waaronder een wasmachine voor de plastic kratten. Vroeger werden die door tien vrouwen schoongeschrobd, maar dat mag niet meer.
In een andere ruimte worden de karkassen versneden. Paczkowski laat de nieuwe keramiekvloer zien die met geld van de Europese Unie is aangelegd. Verder is de ruimte uitgerust met een airco, verlaagd plafond en nieuwe tl–balken.
Het bedrijf Sadrob verwacht straks goeie zaken te kunnen doen op de gemeenschappelijke Europese markt. Een kilo kippenvlees is in Nederland ongeveer anderhalf keer zo duur. Datzelfde prijsverschil geldt voor rundvlees. Paczkowski heeft goede hoop dat hij vanaf 1 juli zijn kippen– en kalkoenvlees aan de andere landen binnen de EU kan verkopen.
Vanaf die datum is Sadrob helemaal klaar met de verbouwing. Aan Paczkowski’s zelfvertrouwen zal het niet liggen: „Ik ben bij veel slachterijen in Nederland en Duitsland op bezoek geweest en de standaard die wij hier straks hanteren is beter dan de meeste bedrijven in die landen".