Utrechtse Domtoren weer bij de tijd
Het uurwerk van de Utrechtse Domtoren zit weer op zijn plaats. Dinsdagmorgen werd het 145 jaar oude instrument na een grondige restauratie de toren in gehesen en geïnstalleerd. „Iedereen is verbaasd dat dit kleine ding de gigantische wijzers laat ronddraaien.”
Drie restaurateurs hebben de klok in 250 uur weer als nieuw gemaakt. De tandwielen glimmen, alles ruikt naar schone olie en de katrollen hangen klaar om de gewichten opnieuw te torsen. Boven wachten de grote klokken op het signaal van beneden om hun galm over de domstad te laten horen.
D. J. van Minnen, hoofd restauratieatelier van Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement in Utrecht, is belast met de restauratie en installatie van het uurwerk. „In 1975 is het instrument al eens nagezien”, vertelt hij boven in de kille toren. „Enkele onderdelen waren versleten, waardoor de klok de tijd niet nauwkeurig aangaf. Daarom is er een elektrische motor bijgezet om de klok een handje te helpen.”
Al snel groeide het besef dat de originaliteit van de klok bijzonder werd aangetast door de hulpmotor. Ook werd de tijd nog steeds niet goed aangegeven. Het was volgens Van Minnen zelfs zo erg dat een duif ervoor kon zorgen dat de klok achterliep. „Als de grote wijzer op de negen stond en een duif erop ging zitten, kon het uurwerk de grote wijzer niet op tijd boven krijgen. Als dit enkele keren per dag gebeurde, liep de klok al snel uit de maat. Toch is het belangrijk dat de goede tijd aangegeven wordt; iedereen kijkt naar de toren.”
Om de klok weer honderd procent origineel te maken, heeft Van Minnen het hulpmotortje weggehaald. Daardoor zal het instrument weer helemaal op eigen kracht moeten lopen, dat wil zeggen, met behulp van een slinger. Deze 54 kilo zware slinger is ongeveer een meter lang.
Opvallend is de geringe omvang van het uurwerk, dat in 1859 door A. Borrel in Parijs is vervaardigd. „Inderdaad verbaast iedereen zich over de bescheiden omvang. Maar het zijn voornamelijk de gewichten van 70 kilo per stuk die de wijzers rond laten draaien”, vertelt Van Minnen.
Toen in 1859 het besluit viel het instrument in Parijs te laten maken, waren de klokkenmakers in Utrecht teleurgesteld. „Ze vonden het niet leuk, maar waarschijnlijk waren ze toch niet goed genoeg. Het uurwerk zoals het hier staat was voor die tijd een prachtig stukje vakmanschap. Het liep zo nauwkeurig dat steden in de omgeving ook wel een klok wilden, maar met de garantie dat die net zo nauwkeurig zou zijn als die van de Domtoren”, verhaalt Van Minnen.
In de uurwerkkamer waar het instrument nu staat, op zo’n 50 meter hoogte, stond voor 1859 een ander exemplaar. Dat was echter zo groot dat de hele ruimte ermee gevuld werd. „Daarom was en is het zo bijzonder dat het nu zo’n klein uurwerk is.”
Bij het project waren behalve het museum waar Van Minnen werkzaam is nog twee andere partijen betrokken. Uurwerkmaker Daelmans uit Helmond was verantwoordelijk voor de wijzers van de klok, terwijl Koninklijke Eijsbouts in Asten zich ontfermde over de gewichten. De totale restauratie kostte ongeveer 100.000 euro.
Volgende week zullen de wijzers op de vier klokken gemonteerd worden. Als alles meezit, zal het uurwerk op 25 maart zijn eerste seconden weer wegtikken en zal eenieder precies weten hoe laat het is. En geen duif die daar nog iets aan kan doen.