Situatie vluchtelingen Irak nog steeds dramatisch
Tienduizenden christelijke Irakezen sloegen vorig jaar op de vlucht voor IS. De meesten zochten hun heil in de provincie Koerdistan. In parken, onder viaducten en op bouwlocaties, overal verbleven de vluchtelingen. Hoe gaat nu met hen?
Zomer 2014. De berichten uit Irak zijn alarmerend. Als een wervelstorm verovert de islamitische terreurbeweging IS grote delen van het Midden-Oosten. Ook de Vlakte van Ninevé, een regio in het noorden van Irak, wordt onder de voet gelopen. Het is een dolkstoot in het hart van christelijk Irak. De inwoners van Qaraqosh, Telskuf, Bartella en Karamlesh –de Iraakse varianten van Barneveld, Kootwijkerbroek, Uddel en Elspeet– slaan op de vlucht.
De meeste christenen vluchten naar Koerdistan, de semi-onafhankelijke provincie in het noorden van Irak. Zij strijken bij tienduizenden neer in Ankawa, een christelijke voorstad van Erbil, de hoofdstad van Iraaks-Koerdistan. De plaatselijke kerken doen alles wat ze kunnen om de vluchtelingen te herbergen. De toestroom is echter te groot om iedereen fatsoenlijk onderdak te geven. Velen slapen daarom in parken, op bouwplaatsen of onder een viaduct.
Najaar 2014. Na een rechtstreekse vlucht Amsterdam-Erbil zetten we voor het eerst voet op Iraakse bodem. Meteen nadat je het uitgestrekte luchthaventerrein verlaat, ontmoet je de eerste vluchtelingen. De onderste verdiepingen van een torenflat in aanbouw functioneren als asielzoekerscentrum.
De verhalen van de vluchtelingen die we tijdens de reis spreken zijn diepingrijpend. Na enkele dagen Koerdistan gaat het bijna tegenstaan om nog meer vluchtelingen te spreken. De hersenschijf met opslagruimte voor drama –als die er is– lijkt volgeschreven te zijn.
Wat er op die hersenschrijf staat? Onder anderen de kinderen die verbleven in Ankawa Mall. Ze speelden voor het halfafgebouwde winkelcentrum met straatafval. De parkeergarage van het complex was hun thuis. We mochten wel even ‘binnen’ kijken, zei een van hun moeders. Ze duwde een tentzeil opzij. Het gezin sliep op grijs beton.
Of neem de jongelui die we ontmoetten in het park; hun nieuwe huis. Ze verveelden zich. Engels spraken ze niet. Ze vonden die Nederlanders eerst maar raar. Met behulp van een vertaalprogramma op de telefoon voerden we een gesprek. Ze wilden graag voetballen. Of wij een bal konden regelen?
En hoe zouden we Najeb Kooma en zijn familie kunnen vergeten? Ze verbleven met z’n allen, inclusief hoogbejaarde vader en moeder, in een leegstaande groentewinkel. Najeb en zijn vier broers nodigden ons uit om mee te eten. Terwijl de vrouwen de maaltijd klaarmaakten, speelden we Iraakse spelletjes. Er werd eindelijk weer eens gelachen. De oude moeder genoot van de Nederlandse plaatjes op onze mobiele telefoon. Bij het afscheid baden we samen het Onze Vader, zij in het Arabisch, wij in het Nederlands.
En dan die onvergetelijk afscheidsgroet van een twintiger. We kwamen haar tegen in een schoolgebouw waar ze samen met haar ouders verbleef: „See you in heaven (Tot ziens in de hemel).” Ze studeerde aan de technische universiteit in Mosul. De toekomst lachte haar toe. Totdat IS kwam.
Zomer 2015. Het is maar liefst 41 graden als we opnieuw voet op Iraakse bodem zetten. Dit keer stuiten we op de eerste vluchtelingen bij een druk kruispunt. Een zwaargesluierde vrouw –ze wiegt haar baby in een draagdoek– vraagt om geld. „Een Syrische vluchteling”, verklaart de chauffeur. Het verkeerslicht springt op groen.
Het is even zoeken naar Ankawa Mall, het winkelcentrum in aanbouw. In oktober had de wind nog vrij spel in het complex, nu is het drie verdiepingen tellende gebouw voorzien van een gevel. Op een enkele bouwvakker na is de parkeergarage verlaten. Niets wijst erop dat hier ooit honderden vluchtelingen verbleven.
Ook het park, de verblijfplaats van de ‘voetballers’, en het schoolgebouw waar de studente ‘woonde’, zijn verlaten. In het park verraden slechts enkele geelgekleurde vlekken in het gras dat er nog niet zo lang geleden tenten hebben gestaan.
Van Najeb en zijn familie is geen spoor terug te vinden. Het KIA-vrachtwagentje waarmee ze gevlucht waren uit Qaraqosh staat niet meer voor de groentezaak. De familie is gevlogen. Waarheen?
Moedeloos
Veel vluchtelingen hebben structurele huisvesting gevonden, verklaart Vian Rasheed desgevraagd. Rasheed is voorzitter van de Erbil Refugee Council (ERC), een door de overheid ingestelde raad die de hulpverlening aan vluchtelingen in Erbil en nabije omgeving coördineert.
Tijdens een gesprek in het stadhuis van Erbil vertelt de hulpverleenster dat de meeste vluchtelingen inmiddels op een of andere manier huisvesting hebben gevonden. „Een groot probleem is daardoor opgelost. De aard van de problemen die zich nu voordoen, is echter ingrijpender en grootser. Het hele systeem van nutsvoorzieningen dreigt het te begeven.”
Rasheed: „Nog niet zo lang geleden is een nieuwe waterzuiveringsinstallatie in gebruik genomen. De installatie is gebouwd op de groei en heeft een capaciteit van 10.000 kubieke meter per uur. Dat het inwonersaantal van de regio in een jaar tijd met 28 procent zou groeien, had niemand voorzien. Nu dreigt een tekort aan schoon water. Geld om de waterzuiveringsinstallatie uit te breiden, is er niet.”
Een ander probleem, mogelijk nog urgenter, is de instabiele stroomvoorziening. Het stroomgebruik is door de bevolkingsgroei flink toegenomen. De levering van elektriciteit is daardoor niet meer te garanderen. In vluchtelingenkampen is er zes tot acht uur per dag geen stroom. Een van de gevolgen is dat waterkoelers –een handig apparaat dat in een warme tent of stacaravan nog enige verkoeling verschaft– niet meer werken. De gevolgen laten zich raden bij een buitentemperatuur van boven de 40 graden.
De beste oplossing voor de problemen is uiteraard dat de vluchtelingen terugkeren naar hun eigen dorpen. Hoe en wanneer dat mogelijk is, weet Rasheed ook niet. „We dachten allemaal dat de vluchtelingen hier tijdelijk zouden zijn. Inmiddels verblijven ze hier al bijna een jaar. Zolang Mosul niet wordt heroverd op IS, is een terugkeer van de vluchtelingen onwaarschijnlijk.”
Overigens zal ook de terugkeer nog heel wat voeten in de aarde hebben, verzucht ze. „Het is onduidelijk hoe IS de dorpen en steden zal achterlaten. Er bestaat een gerede kans dat veel is verwoest. Hele samenlevingen zullen weer van de grond af moeten worden opgebouwd.”
Of de hulpverleenster niet moedeloos wordt? Ze zwijgt even. „De problemen in dit land zijn groot. Niets doen is gewoon geen optie.”
Koelkast
„De nood hier in Irak is nog steeds ongekend groot”, stelt ook Riët Kroeze. Kroeze is landendirecteur Koerdistan voor de Nederlandse hulporganisatie ZOA. In het ZOA-kantoor in Ankawa schetst ze de situatie. „Op dit moment zijn er ruim 3 miljoen Irakezen in hun eigen land op de vlucht. Dit aantal neemt nog steeds toe. Hulporganisaties zitten met de handen in het haar. Er is gewoonweg onvoldoende geld om alle nood te ledigen.”
In nauwe samenwerking met het Erbil Refugee Council, hulporganisaties als Dorcas en Woord en Daad en lokale partners doet ZOA er alles aan om de vele vluchtelingen te helpen. In de winter lag de nadruk op voedseldistributie en ”winterisation”: het uitdelen van warme kleding en kachels. Op dit moment, in de zomer, is een van de speerpunten het verspreiden van aggregaten en koelkasten.
Kroeze: „Je kunt gerust zeggen dat een koelkast hier tot de primaire levensbehoeften behoort. In de zomer wordt het erg warm. Een koelkast maakt het mogelijk om eten te bewaren. Het komt nu nog te veel voor dat mensen ziek worden doordat ze bedorven voedsel eten.”
Rioolbuis
De analyses van Rasheed en Kroeze worden bevestigd door ontmoetingen met vluchtelingen. In het vluchtelingenkamp Bahirka, zo’n 20 kilometer buiten Erbil, verblijft een jezidi-gezinnetje. De vader, Bahar, draagt zijn dochtertje op de arm. Het meisje was 25 dagen oud toen het gezin moest vluchten uit Sinjar. Het grootste probleem is op dit moment het gebrek aan elektriciteit, vertelt hij desgevraagd. De jonge Irakees gaat ons voor naar zijn tent. Binnen is het bloedheet. „Je zult begrijpen dat het niet fijn is om hier te verblijven zonder waterkoeler en koelkast.”
Naast het tentenkamp waar Bahar verblijft, wordt een nieuw vluchtelingenkamp gebouwd. Werklui zijn bezig met het aanleggen van sanitaire voorzieningen. Een rioolbuis met een flinke diameter ligt schuin tegen een bulldozer. Een handvol kinderen gebruikt de buis als glijbaan. Even verderop verdrijven leeftijdsgenootjes de hitte door elkaar nat te gooien met water. Een moeder kijkt toe. Ze verbergt haar gezicht snel achter een sluier als de camera’s klikken.
Gezegend
Amar, een 42-jarige Irakees, verblijft in het ”christelijke vluchtelingenkamp”, een van de vier kampen die door het stadsbestuur van Erbil zijn ingericht. De situatie lijkt er beter dan in Bahirka. In lange rijen staan tientallen witte onderkomens. Elke caravan telt twee kamers, een keukentje en een douche/toilet.
Samen met zijn vrouw, hun drie kinderen en zijn gehandicapte moeder –ze mist een been– woont Amar in een van de caravans. In de hoek van de kamer ligt een stapel dunne matrassen; ’s avonds verandert de woonkamer in een slaapkamer.
Op de vraag waarmee hij het meest geholpen zou zijn, wijst Amar naar de waterkoeler. „Vanwege de instabiele stroomtoevoer werkt de koeler niet altijd. Soms loopt de temperatuur binnenshuis op tot 45 graden.” Ook het ontbreken van een koelkast is erg lastig. „We zijn blij als iemand wat ijs brengt. Dan kunnen we ons drinkwater koelen.”
Klagen wil Amar overigens niet: „We worden door de kerk goed geholpen.” Geestelijk voelt hij zich zelfs een gezegend mens. „In mijn oude woonplaats Bartella bad ik nauwelijks meer. Door deze beproeving heeft God me weer dichter bij Hem gebracht.”
Duitsland
Op een steenworp afstand van Amar staat de caravan van Hani en Samar. Tijdens de vlucht vorig jaar van Qaraqosh naar Ankawa is hun dochtertje Mirjam, 2,5 maanden oud, aan uitdroging overleden. „Ik heb nog steeds het gevoel dat ze bij mij is. Ik kan het gewoon niet begrijpen”, vertelt Samar. Ze veegt met haar hand vlug wat tranen weg.
Het grote gezin –Hani en Samar hebben nog negen kinderen– verbleef de eerste periode in een tent op het terrein van de Chaldeeuws-katholieke Mar Yusifkerk in Ankawa. Even voor de kerstdagen zijn ze verhuisd naar het vluchtelingenkamp. Het gezin leidt er bewust een teruggetrokken bestaan. Dat voorkomt narigheid, legt Hani uit. „Er is door de gespannen sfeer veel ruzie in het kamp.”
Terug naar hun huis in Qaraqosh, de oplossing waar de Koerdische overheid naar streeft, is geen optie, stellen Hani en Samar. „Voor christenen is er geen toekomst meer in Irak.” Voor 6000 dollar per persoon brengen smokkelaars het gezin naar Duitsland, weet Hani. Geld is echter een probleem. De Irakees verkoopt gebrande zonnebloempitten. De paar dollar die hij daarmee dagelijks verdient, zijn onvoldoende om de wens werkelijkheid te laten worden.
„Kunnen jullie ons misschien helpen?” Hani kijkt zijn bezoekers uit Nederland verwachtingsvol aan. „We vinden het ook goed om naar Nederland te gaan, zolang het maar geen Irak is.”
„Bagdad geeft geen cent voor hulp aan vluchtelingen”
Even binnenstappen bij de burgemeester van Erbil is er niet bij. Het stadhuis van de hoofdstad van Iraaks-Koerdistan bevindt zich aan de voet van de citadel, de plek waar ooit Abraham nog rondgelopen zou hebben. Een metershoge betonnen muur –inclusief wachttoren– scheidt het stadhuis van het stedelijk gedruis. Voor het gebouw patrouilleren zwaarbewapende politieagenten.
Burgemeester Nawzad Hadi ontvangt zijn gasten in zijn werkkamer. In het bijzijn van zijn secretaresse –hoofddoekje, smartphone binnen handbereik– doet hij zijn verhaal.
„We zijn helaas niet in staat de vluchtelingen adequaat te helpen”, zo begint hij. De reden is gebrek aan geld. „De centrale regering in Bagdad weigert al zes maanden om geld over te maken naar Koerdistan.” De onderhandelingen tussen Barsani, de president van Koerdistan, en het centrale regime in Bagdad leverden tot dusver geen cent op.
De financiële boycot raakt niet alleen de vluchtelingen, maar ook de burgemeester persoonlijk. „Alle Koerdische ambtenaren krijgen sinds zes maanden geen geld meer. Irakezen die in het gebied van IS wonen, ontvangen ondertussen wel gewoon salaris. Het is ongelooflijk. Bagdad sponsort indirect IS.”
De grote toevloed aan vluchtelingen beïnvloedt het leven in Erbil en omgeving sterk, vervolgt de burgemeester. Gemiddeld arriveerden er het afgelopen jaar duizend vluchtelingen per dag. Dat gaat door tot op de dag van vandaag. Op dit moment zijn het vooral vluchtelingen uit de provincie Anbar. Daar wordt hevig gevochten tussen IS en het Iraakse leger.
Humanitaire hulp van de Verenigde Staten en de Europese Unie blijft vanwege de grote aantallen vluchtelingen van onuitsprekelijke belang, concludeert de burgemeester. Toch dient het daar niet bij te blijven, benadrukt hij. „We hebben vooral ook militaire steun nodig. Alleen dan kunnen we Koerdistan blijvend verdedigen tegen IS.”
Door de militaire steun helpt het Westen indirect de vluchtelingen, legt hij uit. „Alleen in Koerdistan is er voor christenen, jezidi’s en andere religieuze stromingen volop de gelegenheid om te leven volgens hun geloof. Die godsdienstvrijheid is het waard om te verdedigen. Ik zet me er persoonlijk voor in om dat ook voor de toekomst te garanderen.”
In augustus, toen IS dreigde Erbil in te nemen, bevond burgemeester Hadi zich aan het front. Het was een moeilijke tijd, vertelt hij. „Vanuit heel de wereld werd gezwegen; ik had toen sterk het idee dat we er als Koerden alleen voorstonden.” Dat Nederland nu actief Koerdische militairen traint, doet hem goed. „Het leert me dat wij Koerden in deze wereld geen wezen meer zijn.”
Lees ook
Gluren naar IS, Reformatorisch Dagblad (6 juli 2015)