Met stokken en hooivorken naar Hooge Zwaluwe
Tweehonderd jaar trokken de protestantse kerken in Hooge en Lage Zwaluwe samen op; even lang gingen de beide Brabantse dorpen daarna in kerkelijk opzicht hun eigen weg. En dat was maar beter ook.
Op 27 juni had in het Brabantse Lage Zwaluwe de presentatie plaats van ”Uren, dagen, maanden, jaren…, protestantse kerken in Hooge en Lage Zwaluwe”. Het boek, van de hand van de Dordtse amateurhistoricus Arie Nelemans, is opgedragen aan Zijne Majesteit Koning Willem-Alexander, Koning der Nederlanden, Heer van Hooge en Lage Zwaluwe.
Locatie van de presentatie was de hervormde kerk van Lage Zwaluwe, het dorp dat vroeger in de schaduw van Hooge Zwaluwe stond. In een brief die in het archief van de protestantse gemeente van Lage Zwaluwe wordt bewaard, valt te lezen dat er bij de stichting van de gemeente in 1580 weinig inwoners van Lage Zwaluwe waren die gereformeerd wilden worden. De meeste kerkgangers kwamen toen dus uit Hooge Zwaluwe.
Een lijst uit 1663 geeft aan dat de predikant ’s zondags altijd in de kerk van Hooge Zwaluwe preekte en dat hij alleen in de winter op zondag ook een dienst in het schoolhuis in Lage Zwaluwe verzorgde. De inwoners van Lage Zwaluwe moesten dan ook meer dan 5 kilometer lopen om in het buurdorp naar de kerk te gaan.
In 1696 kreeg het dorp een eigen kerk, maar dat betekende niet dat de kerkelijke gemeente zelfstandig werd. De inwoners van Lage Zwaluwe waren –integendeel– ontevreden omdat er in hun dorp zo weinig diensten werden gehouden.
Scherp geweer
Aan het einde van de achttiende eeuw verscherpten zich de tegenstellingen tussen de twee dorpen, mede doordat er politieke verschillen ontstonden. Lage Zwaluwe was Oranjegezind, terwijl Hooge Zwaluwe overwegend patriottisch was. De notulen vermelden „dat reeds sedert onheuglijke jaren verregaande onenigheden over de predikbeurten hebben plaatsgehad en dat dezelve zelfs tot dadelijkheden oversloegen. Het gaan waarnemen van de godsdienst te Hooge Zwaluwe verminderde steeds meer, ook de catechisaties werden door de onzen niet meer bezocht.”
De spanningen liepen zo hoog op dat de Raad der Domeinen van Willem V aan de toenmalige predikant, ds. Henricus Boon, gebood om gedurende de zomermaanden alle zondagen ”over en weer te preken”, ’s morgens en ’s middags, en in de winter om de veertien dagen. Prins Willem V deed de toezegging dat de beide gemeenten bij een volgende vacature ieder een eigen predikant zouden krijgen.
In 1792 kwam het tot een uitbarsting en gingen de inwoners van Lage Zwaluwe met stokken, hooivorken en „scherp geweer” naar Hooge Zwaluwe om de raadsheer Tollius de resolutie over de predikplaatsen af te dwingen. Het kwam tot handtastelijkheden en het leger moest worden ingezet.
September 1815
Het duurde nog ruim twintig jaar voordat Lage Zwaluwe een eigen predikant mocht beroepen, terwijl dit dorp ongeveer twee keer zo veel kerkgangers telde als Hooge Zwaluwe. Pas op 10 september 1815 –inmiddels 200 jaar geleden– berichtte de minister van Staat voor Binnenlandse Zaken dat Lage Zwaluwe de vrijheid kreeg om een predikant te beroepen. In 1816 kreeg het dorp een zelfstandige kerkenraad en een eigen predikant.
Sindsdien is er sprake van twee gemeenten. In zijn boek vervolgt Arie Nelemans vanaf dat jaar de geschiedenis van beide kerkelijke gemeenten. Tijdens de presentatie pleitte pastoraal werker A. J. den Besten van de protestantse gemeente Hooge Zwaluwe voor meer samenwerking tussen de twee gemeenten. „Na 200 jaar zelfstandigheid is het een must om elkaar op te zoeken.”
Brand
Nelemans vertelde dat het moeilijk was om aan informatie over de periode 1604-1816 te komen, omdat de kerkenraadsnotulen van deze periode tijdens de brand van de kerk in Hooge Zwaluwe in 1895 verloren zijn gegaan. Gelukkig waren de notulen van de classis Dordrecht, waaronder Zwaluwe toen viel, wel beschikbaar.
Uit de periode daarvoor bleken de gegevens nog summierder. Wel is duidelijk dat het tientallen jaren geduurd heeft voordat er zich een geregeld gereformeerd kerkelijk leven kon ontwikkelen. De eerst bekende voorganger van de gemeente was Petrus Michielsz, de vroegere pastoor, die rond 1592 was overgegaan tot het protestantisme.
Het lukte de gemeente daarna maar moeilijk om aan een predikant te komen, omdat Hooge en Lage Zwaluwe binnen het frontgebied lagen. Na de verovering van het nabijgelegen Geertruidenberg in 1593 zwierven er nog steeds Spaanse troepen rond, die het platteland onveilig maakten. Zwaluwe was daarom geen aantrekkelijke standplaats voor een predikant.
In 1604 kreeg de gemeente van Hooge en Lage Zwaluwe een predikant in de persoon van ds. Johannes Gosuines. Hij kreeg algauw het verwijt dat hij ’s morgens aan de Brabantse kant de mis bediende en ’s middags op Zwaluwe kwam „preken en dopen op zijn geus”, en dat hij samenwoonde. Tijdens het verhoor door de classis zei hij dat hij het Evangelie tussen twee uitersten preekte en dat hij zocht naar een middenweg. Toen hem werd gevraagd of hij in Zwaluwe gepreekt zou hebben van Petrus en Christus die tezamen gekomen waren in een dorp waar men kermis hield, erkende hij dat gezegd te hebben. Hij zou het doen om de boeren op de kermis te waarschuwen voor ongeregeldheden. „Deze zogenaamde fabel was een oude legende waarvan pastoors in de middeleeuwen zich wel meer bedienden. Het is de alleroudste preek uit Zwaluwen die ons overgeleverd is,” schrijft Nelemans.
Pas in 1610 ontving de gemeente, in de persoon van ds. Abraham Costerus, de eerste „geordende” predikant. Dat was vijf jaar geleden de aanleiding voor beide gemeenten om het 400-jarig bestaan te vieren.
”Uren, dagen, maanden, jaren…, protestantse kerken in Hooge en Lage Zwaluwe, Arie Nelemans; uitg. Barjesteh van Waalwijk van Doorn & Company’s, Rotterdam, 2015; ISBN 978-90-5613-117-3; 156 blz.; € 35,-.
Ds. G. D. J. Schotel
Tijdens de boekpresentatie in Lage Zwaluwe vertelde kerkhistoricus prof. dr. F. A. van Lieburg dat zijn over-overgrootmoeder Johanna Beversluis uit deze streek kwam. Ze was gedoopt op 11 november 1804, zo leerden naspeuringen hem. Het trouwboekje, dat hij ook kon achterhalen in de archieven, maakte hem duidelijk dat haar ouders, Frans Beversluis en Elisabeth Degenaars, op 9 augustus 1804 getrouwd waren. Ze werd gedoopt door ds. Johannes Hendricus Schultze, de toenmalige predikant van Zwaluwe; naar alle waarschijnlijkheid in Lage Zwaluwe, de woonplaats van haar ouders.
Prof. Van Lieburg merkte op dat het rooms-katholicisme aan het begin van de negentiende eeuw in die omgeving met een opmars bezig was. Vanuit het zuiden vestigden zich steeds meer rooms-katholieken in de dorpen. Nadat de gereformeerde kerk haar bevoorrechte positie in 1795 kwijtgeraakt was, vonden de rooms-katholieken dat zij rechten konden laten gelden op de oude parochiekerk. Het haalde niets uit. „Ds. Schultze deed historisch onderzoek en kwam tot de conclusie dat stadhouder Frederik Hendrik de kerk aan Hooge Zwaluwe had geschonken.”
Prof. Van Lieburg noemde ook de naam van een andere bekende predikant die aan de gemeente verbonden is geweest. Ds. G. D. J. Schotel stond van 1835 tot 1841 in Lage Zwaluwe. Deze predikant, „een studeerkamergeleerde” die veel geschreven heeft, was bijziend en ging al jong met emeritaat. De kerkhistoricus vermoedt dat ds. Schotel tot de middenorthodoxie behoorde en aanleiding gegeven kan hebben tot de Afscheiding. Hij noemde de naam van Teunis Nelemans, die zich aanvankelijk bij de Afscheiding voegde maar na het vertrek van ds. Schotel weer naar de Hervormde Kerk terugkeerde.