Onenigheid in regeringsraad over basiswet
Binnen de Iraakse regeringsraad bestaat onenigheid over de basiswet waarop het functioneren van de toekomstige interim-regering moet worden gebaseerd. Zaterdag moet de basiswet volgens afspraak voltooid zijn. De leden van de regeringsraad kunnen het niet eens worden over de rol die de islam, vrouwen en het federalisme moeten spelen.
De basiswet is een onderdeel van het verdrag dat de hoogste Amerikaanse civiele bestuurder in Irak, Paul Bremer, in november met de regeringsraad sloot. Crux van die overeenkomst is dat de Amerikanen de macht op 30 juni overdragen aan een Iraaks interim-bestuur. Ondanks het enthousiasme om het tijdschema aan te houden, lijkt de regeringsraad het niet te halen.
De 25 leden van de raad zijn verdeeld langs etnische en religieuze lijnen, waardoor de hele democratisering van Irak al een zeer gevoelige kwestie is geworden. „Dit is een beladen tijd”, aldus een bron die nauw betrokken is bij de onderhandelingen. „Tot er overeenstemming is, is alles nog veranderlijk”, waarschuwde hij vrijdag.
In de basiswet worden zaken als de vrijheid van meningsuiting, geloof en religie en de macht van het burgerbestuur over het militaire apparaat gegarandeerd. De religieus geïnspireerde sjiitische en soennitische leden van de raad keren zich echter tegen de seculiere elementen. Ook is de federale vorm van een toekomstig Irak een struikelblok.
„De islamisten willen dat het juridische deel van de basiswet gebaseerd wordt op de islam, terwijl wij het als een bron voor de wet willen”, aldus Mahmud Othman, een Koerdisch lid van de regeringsraad. Verder moeten ze het volgens hem nog eens zien te worden over de status van de gewapende Koerdische milities en de olie-inkomsten.