„Mens is gecompliceerder dan een hersenscan”
APELDOORN. Computers die ziekten voorspellen, zover is het echt niet, aldus prof. dr. ir. Jan van Bemmel, emeritus hoogleraar medische informatica.
Een computer die een ziekte voorspelt, een prettige gedachte?
„Een ziekte voorspellen is er niet bij. De mens is namelijk zoveel gecompliceerder dan wat hersenscans laten zien. Het hart, de longen en alles wat met hormonen te maken heeft, wordt niet meegenomen. Aan de hand van deze computergegevens kan een ziekte hoogstens met een zekere graad van waarschijnlijkheid worden voorspeld. De ziektegeschiedenis van een patiënt is veel belangrijker voor een arts om een diagnose te stellen.
Roepen dat computers ziekten kunnen voorspellen: er zit een zekere waarheid in, maar het is niet zo dat hier het ei van Columbus is ontdekt. Er zijn al jaren methoden die alzheimer vroegtijdig signaleren.”
Niets nieuws onder de zon dus?
„Zeker wel. Aan de hand van vele tienduizenden plaatjes van patiënten ontdekte hij een systematiek om te zien welk beeld van een hersenscan nu past bij een bepaalde ziekte. Door een scan van een nieuwe patiënt te vergelijken met deze databank kun je uitspraken doen over de waarschijnlijkheid dat iemand de ziekte in de toekomst ook zal ontwikkelen.”
Je kunt dus veel leed voorkomen dankzij dergelijke voorspellende geneeskunde?
„Misschien wel. Ik zeg met nadruk misschien. Bijvoorbeeld als er een goede therapie is, dan kun je door je levenswijze aan te passen of met een geneesmiddel op de ziekte inspelen. Overigens: je kunt alles wel gaan opsporen en voorspellen: maar als er geen adequate therapie is, heeft het weinig zin. Dat standpunt deelt ook de Gezondheidsraad.
Bij borstkanker speelt voorspellende geneeskunde ook. In bepaalde families komt de ziekte vaak voor. Als je zussen en tantes ook borstkanker hadden, is het mogelijk DNA-onderzoek te doen om te zien of jij het gen ook hebt. Sommigen gaan dan zover dat ze beide borsten laten afzetten om de kans op de ziekte te verkleinen.
Hieraan kleeft overigens een belangrijk ethisch punt. Want heeft het een voordeel, als je weet dat je in de toekomst ziek zult worden? Daarover zijn de meningen verdeeld. Zo wordt gesproken over het recht om niet geïnformeerd te zijn. Het weten dat je ziek kunt worden, maakt niet altijd gelukkig.”
Voorspellend onderzoek kan ook leiden tot maatschappelijke discriminatie en stigmatisering. Wat als de kennis over iemands mogelijke ziekte in verkeerde handen valt?
„Dergelijke angstscenario’s hebben natuurlijk weinig te maken met dit onderzoek zelf. Het is een bekend probleem. Hetzelfde geldt namelijk voor dure geneesmiddelen of therapieën. Mensen met veel geld kunnen het zich veroorloven de beste zorg in te kopen. Over dit ethische vraagstuk dient de politiek zich uit te laten.
Maar vooropgesteld: het medisch-wetenschappelijke onderzoek zit vol van dergelijke ethische kwesties. We vermeerderen de kennis, en daardoor vermeerderen we ook de smart. Dat is een Bijbelwoord, dat hier wel op van toepassing is. Tijdens onderzoek ontmoeten we steeds weer nieuwe ethische grenzen. Kennis is macht, maar die macht is de mens boven het hoofd gegroeid.”
In hoeverre is er nog ruimte voor de Gods voorzienigheid, dat „gezondheid en krankheid, niet bij geval, maar van Zijn Vaderlijke hand ons toekomen” (HC, zondag 10)?
„Moet je alles wat medisch technisch mogelijk is wel willen? Als je weet dat het leven eindig is en je in genade kunt sterven, dan hoef je niet altijd te behandelen. Bijvoorbeeld: toch maar geen therapie. Een ander aspect is dat dergelijke behandelingen een hele belasting voor de familie zijn. Ziekte is geen noodlot, daar geloof ik niet in. Een christen mag ook hierin erop vertrouwen dat zijn of haar leven in Gods hand is.”