Kuiper: Richtingvrij plannen nadelig voor bestaande scholen
Staatssecretaris Dekker van Onderwijs gooit de knuppel in het hoenderhok. Levensbeschouwelijke richtingen mogen wat hem betreft geen rol meer spelen bij de stichting van nieuwe scholen.
Het model dat de bewindsman wenst, heeft grote gevolgen voor bestaande onderwijsinstellingen. Wim Kuiper, voorzitter van Verus, de koepel voor katholiek en christelijk onderwijs, leest de bewindsman de les.
Kunt u begrip opbrengen voor de wens van de staatssecretaris om het scholenbestand in rapport te brengen met de tijd waarin we leven?
„Ik kan de frustratie begrijpen van mensen die het vervelend vinden dat er nauwelijks nieuwe scholen opgericht kunnen worden. Maar dat heeft wel een achtergrond. Er is een bepaalde schoolgrootte nodig om de noodzakelijke kwaliteit te bieden. Verder hebben we in veel gebieden in het land te maken met krimp en stabilisatie. Bijna de enige plek waar nog nieuwe scholen worden opgericht, zijn nieuwbouwwijken.
Maar mag ik er ter geruststelling tegenover zetten dat uit onderzoeken blijkt dat ouders gemiddeld genomen zeer tevreden zijn met het scholenbestand dat we nu hebben? De bewindsman doet het voorkomen alsof er een maatschappelijk probleem is met het huidige scholenbestand. Dat zou onvoldoende aansluiten bij de wensen van de ouders anno 2015. Maar hij toont dat op geen enkele manier aan. Dekker haalt het systeem overhoop voor een probleem dat er niet is.
Wat mij ronduit stoort, is zijn stelling dat er te weinig innovatie is in het onderwijs. Waar haalt hij dat vandaan? Scholen zijn dynamisch, creatief en innovatief. Ze haken in op de nieuwste ontwikkelingen op pedagogisch en didactisch gebied. Scholen zijn niet vastgeroest. Wat Dekker hierover zegt, is ongefundeerd.”
Er is ten minste toch één voordeel aan de plannen van Dekker te noemen? De discussie over de houdbaarheid van artikel 23 is dan voorbij.
„De kern van artikel 23 is dat er naast het openbaar onderwijs ook bijzonder onderwijs gegeven mag worden, en dat de overheid dat laatste onderwijs ook financiert als het kwalitatief voldoende is. Ouders kunnen dan kiezen voor een school die past bij hun overtuiging. Een andere kern is dat de school onderwijs mag geven naar eigen inzichten. Die twee kernen staan bij de staatssecretaris op zich niet ter discussie. Daar ben ik overigens blij mee. Vanuit het openbaar onderwijs hoor ik wel eens andere geluiden.”
Is het voorstel van Dekker in strijd met het grondwetsartikel over de vrijheid van onderwijs?
„Dat vind ik een lastige. Dat zou ik niet zomaar zeggen. Maar als het voorstel van Dekker zoals het nu voorligt doorgaat, hebben ouders straks wel minder keuzevrijheid. Daar ben ik vast van overtuigd.”
Wat gaan scholen ervan merken?
„Als de plannen van de bewindsman doorgaan, heeft dat forse gevolgen voor de bestaande scholen. Het eerste gevolg is dat de regeling voor de laatste school van een richting verdwijnt. Op dit moment mag een school onder de opheffingsnorm blijven bestaan als het de laatste school van een richting is. Als die mogelijkheid verdwijnt, dan betekent dat een enorme kaalslag op het platteland en in steden. Dat leidt tot verschraling van het aanbod. Wat Dekker met de ene hand geeft, pakt hij met de andere hand terug. Dat is krom. Zo bereikt de bewindsman het tegenovergestelde van hetgeen hij voorstaat.
Maar ook andere scholen gaan het merken. De bewindsman wil een ander bekostigingsstelsel, met hogere bijdragen per kind en lagere bijdragen voor de algemene kosten. Kleinere scholen krijgen het daardoor zwaarder.
Voor gemeenten is het nieuwe systeem ook lastig. Zij moeten namelijk zorgen voor huisvesting van al die mogelijke nieuwe scholen. De nieuwe onderwijsinstellingen krijgen daarin ook inspraak. Dat gaat de gemeenschap veel geld kosten. Als dit allemaal budgettair neutraal moet –en dat wil de bewindsman–, dan moeten de bestaande scholen dit opbrengen.”
Wat betekent het voorstel voor het leerlingenvervoer?
„Ik heb grote twijfels of het bestaande systeem van identiteitsgebonden leerlingenvervoer in stand kan blijven als de plannen van Dekker doorgaan. Als de overheid niet langer naar de richting van de school kijkt, wordt het leerlingenvervoer waarschijnlijk onbetaalbaar. Maar als het verdwijnt, kunnen ouders een minder vrije keuze maken. De redenering is altijd geweest dat ouders voor hun leerlingen de school kiezen die bij hun overtuiging past. Dat mag niet alleen gelden voor een elitegroepje dat zelf het schoolvervoer kan bekostigen. Daarom is er een subsidieregeling gekomen. Die hoeft van mij niet op de schop.”
Hoe kansrijk acht u het voorstel voor richtingvrij plannen? Staatssecretaris Adelmund brandde er in het kabinet-Kok II ook haar vingers aan.
„Dat is lastig in te schatten. Het is mij te simpel om te zeggen: Dit voorstel zal het toch wel niet halen, want er zitten te veel haken en ogen aan. Ik ben er niet gerust op en wil een flink tegengeluid laten horen.
Want achter dit voorstel zit ook iets anders, namelijk de wens van seculiere partijen om het bestaande systeem maar eens open te breken. Ze kunnen het kennelijk niet verkroppen dat een groot deel van de seculiere ouders kiest voor een christelijke of katholieke school. Nederlanders gaan veel minder naar de kerk dan vroeger, dat klopt, maar als ouders een afkeer zouden hebben van het bijzonder onderwijs, zouden er toch veel meer openbare scholen zijn? Staatssecretaris Dekker mag niet met zo veel dedain en hovaardigheid het bijzonder onderwijs tegemoet treden.”
Dat is nogal wat.
„Inderdaad. Het voorstel van Dekker heeft enorme gevolgen voor het onderwijs. Als dat inzicht doorbreekt in het onderwijs, komt er veel meer commentaar dan tot nu toe het geval is. Daar ben ik diep van overtuigd. Er ligt ook een rapport, dat in opdracht van Dekker is opgesteld, waarin het advies staat om alle gevolgen eerst goed in kaart te brengen. De bewindsman legt dat helaas naast zich neer. Hopelijk kan de Tweede Kamer, die dit najaar over de plannen debatteert, de staatssecretaris op andere gedachten brengen. Het blijft spannend. Feitelijk gaat de schoolstrijd, die bijna honderd jaar geleden –in 1917– werd beslecht, gewoon door.”
Richtingvrij plannen
Richtingvrij plannen
Ouders en schoolbesturen moeten gemakkelijker een nieuwe school op kunnen richten. De levensbeschouwelijke richting mag daarbij geen rol meer spelen. Wie een nieuwe school wil beginnen, moet een kwaliteitsplan indienen, dat de onderwijsinspectie vervolgens toetst.
Dat stelt staatssecretaris Dekker van Onderwijs voor aan de Tweede Kamer. De bewindsman zet vaart achter zijn plan. Wat hem betreft debatteert de vaste Kamercommissie van onderwijs zo snel mogelijk, zodat hij volgend najaar een wetsvoorstel kan indienen.
Dekker wil het begrip ”richting” schrappen. Nu kunnen scholen alleen gesticht kunnen worden als ze tot een door het ministerie erkende levensbeschouwelijke richting behoren, zoals rooms-katholiek, protestants-christelijk, reformatorisch, evangelisch, islamitisch en dergelijke. De bewindsman vindt dit systeem, dat stamt uit de verzuiling, niet meer van deze tijd.
Er kunnen nu ook scholen zonder richting worden opgericht: algemeen bijzondere. Maar die zijn ook aan beperkingen gebonden. Zo kan een jenaplanschool niet starten in de buurt van een daltonschool.
De Onderwijsraad heeft in 2012 een advies over de toekomst van artikel 23 van de Grondwet, waarin de vrijheid van onderwijs is vastgelegd, uitgebracht. Daarin stelt de raad voor om meer ruimte te bieden voor de oprichting van scholen. De Tweede Kamer debatteerde daar vorig jaar september over en bood Dekker de ruimte om te komen met een plan. Vorige week stuurde hij dat naar de Kamer.
De toonzetting van Dekker richting het verzuilde onderwijs is vrij negatief. Enkele zinnen uit de uitgebreide brief: „Een school oprichten op grond van een pedagogisch concept kan nu niet of nauwelijks. Daardoor zit het onderwijsstelsel ‘op slot’.” „De procedures om nieuwe scholen te beginnen, sluiten niet meer aan bij maatschappelijke ontwikkelingen.” „In vrijwel alle sectoren zijn de ordeningsprincipes van de verzuiling langzaamaan verdwenen. Instellingen als ziekenhuizen en vakbonden hebben hun levensbeschouwelijke grondslagen doorgaans verlaten en zijn opgegaan in algemene organisaties. Het onderwijs lijkt echter immuun te zijn geweest voor het proces van ontzuiling en secularisering.”
In zijn brief schetst Dekker drie scenario’s, waarbij het ene verder gaat dan de andere. Dekker kiest voor de meest vergaande variant. Die heeft echter wel consequenties voor de bestaande scholen.