Marien Stouten: bewust musicus met weinig profiel
Hij past in geen hokje. Musicus Marien Stouten: „Ik heb weinig profiel. Ben te serieus voor de populairen, te populair voor de serieuzen. Dat is mijn probleem. Toch wil ik niet anders.”
Stouten leidt een zwervend bestaan. Als Zeeuw moet hij vaak flinke afstanden rijden om z’n werk te doen. Zoals dit keer. Op donderdag een cd opnemen in Urk, op vrijdag een concert geven in Alkmaar. „Tussendoor naar huis rijden, naar Scharendijke op Schouwen-Duiveland, is geen optie. Dan pak ik onderweg een hotelletje.”
1. Muziek is mij met de paplepel ingegeven.
„Mijn moeder speelde orgel en zong in een door haar opgericht koor in Nieuwe-Tonge. Als ventje van vijf kreeg ik blokfluitles om noten te leren. Daarna ging ik op orgelles. Thuis maakten we als broers en zussen veel muziek. Christiaan en ik speelden orgel, Aleida speelde fluit, Arianne viool en Jacob-Jan trompet. Er werd thuis niks opgedrongen. Het ging allemaal spontaan. Maar je moet eigenlijk wel een doel hebben om te studeren. Daarom gingen we als gezin optreden onder de naam ”Stouten musiceert”. We speelden op de Wegwijsbeurs in Utrecht en maakten diverse cd’s. Aan al die activiteiten kwam een einde door het onverwachte overlijden van Jacob-Jan, de jongste van het gezin, in november 2012, na een verkeersongeval. Sinds die tijd geven we als gezin geen concerten meer; we zijn immers niet meer compleet. Alleen spelen we nog af en toe bij uitvoeringen van het Zeeuws Projectkoor.”
2. Lang geleden was ik registrant bij Martin Mans, maar die stijl van spelen ben ik ontgroeid.
„Er is niks mis met populair spelen. Je mag best naar je publiek luisteren. Martin weet precies wat mensen mooi vinden. Dat speelt hij. Ik mag ook graag populaire stukken spelen, maar ga niet meer zijn improvisaties nadoen. Dat heb ik wel eventjes gedaan, maar ik ben Martin niet. Die improvisaties van hem zijn koraalbewerkingen, vele tientallen, die hij allemaal uit het hoofd speelt. Dat deed Klaas Jan Mulder ook. Ik heb enorm veel geleerd van Martin; ben met hem bij alle grote orgels geweest. Ik leerde die orgels kennen en bij elk instrument de mooiste registraties ontdekken. Ik trok vooral met hem op toen hij nog geregeld literatuur speelde: Bach, Mendelssohn en de ”Litanies” van Alain. Dat doet hij niet meer zo.”
3. Ik ben blij dat ik aan het conservatorium in België orgel heb gestudeerd.
„Ik was achttien en zoekende. Na tien jaar les bij Rinus Verhage vond ik het tijd voor wat anders, maar ik wist niet of ik de muziek in wilde. Ik ging naar concerten, maar vond die vaak saai. Totdat ik in de Salvatorkathedraal in Brugge kwam, bij Ignace Michiels. Ik wist: dit is het! Hij speelde fantastisch. Zijn virtuositeit en interpretatie van romantische muziek: er ging een nieuwe wereld voor mij open. Na afloop van het concert heb ik gevraagd of ik bij hem op les mocht. Dat kon op het Stedelijk Conservatorium in Brugge, een grote muziekschool. De lessen werden gesubsidieerd door de stad, tot en met de reiskosten toe. Toen Ignace als leraar aan het conservatorium in Gent werd benoemd, stimuleerde hij me mee te gaan. Het was een pittige opleiding, vooral theoretisch. Ik kreeg zelfs filosofie. Bij Ignace leerde ik een goede pedaaltechniek. En hij liet me luisteren: naar m’n eigen spel én naar het orgel. Ik ben daardoor gaan spelen zoals ik het vanbinnen voel. Dat is afhankelijk van de omstandigheden. Een groot Bachwerk speel ik op een romantisch orgel in een kathedraal anders dan op een barokorgel in een kerkje zonder akoestiek. Als ik me wil laten inspireren door anderen, luister ik naar boeiende organisten als Jan Hage en Olivier Latry. Maar ik ben geen orgelfreak. Ik zoek mijn inspiratie breder. Ook in orkest- en koormuziek. Het probleem van organisten is dat ze vaak erg met hun instrumentje bezig zijn.”
4. Koren dirigeren is een gezonde afleiding.
„Mijn eerste koor was in ’s-Gravenpolder. Ik ben daar voor de leeuwen gegooid. Ik kon helemaal niet zingen en wist bijna niks tegen de mensen te zeggen. Maar de dirigent ging weg en zei: Dit is wat voor jou. Inmiddels heb ik vier koren. Als dirigent ben ik niet alleen met klank, maar ook met verstaanbaarheid bezig. Je wilt als koor toch een boodschap overbrengen? Dan moet je veel werk maken van de uitspraak.”
5. Gemeentezang begeleiden is dirigeren achter het orgel.
„Ik ben geen organist die zichzelf nadrukkelijk laat gelden. Je kunt het tempo van de gemeentezang toch niet sterk versnellen of vertragen. Maar ik neem wel de leiding en probeer zo te spelen dat de mensen moeten luisteren. Door verrassende harmonisaties en registraties. En door het héle orgel te laten horen. Voorspelen doe ik in allerlei stijlen, maar begeleiden vooral in de stijl van Klaas Bolt en Dick Sanderman. Dat zingt het beste, is mijn ervaring. Ik krijg veel muzikale ruimte in mijn kerk, de gereformeerde gemeente in Haamstede. Op Goede Vrijdag speel ik het openingskoor uit de Matthäus Passion en in de adventstijd het Bachkoraal ”Nun komm’, der Heiden Heiland”. Veel kerkgangers waarderen dat. Het is mijn overtuiging dat er altijd behoefte zal zijn aan kwalitatief goed orgelspel. We krijgen in Haamstede overigens een ander instrument: een bestaand romantisch, Engels orgel. Orgelmaker Henk van Eeken plaatst het over. Over een jaar moet het klaar zijn. De gemeente is net afgelopen week hierover geïnformeerd.”
6. Ik speel zondags ook in de Grote Kerk in Brouwershaven, vanwege het orgel.
„Hervormd Brouwershaven is vrijzinnig. Ik speel daar veel in moderne stijl. Mensen voelen zich er prettig bij. Ik ben gevraagd daar organist te worden na het overlijden van mijn voorganger, Prosper Sevestre. Ik kreeg de sleutels, ging er spelen en heb er even zitten zuchten. Wat moet ik hier? Maar ik heb het instrument leren kennen als een goed studieorgel en een prima concertorgel. Het klinkt groots. Ik mag er de hele week studeren en lesgeven en zomers een concertserie organiseren, in ruil voor het spelen van vijftien kerkdiensten in de zomer. Op zondag komen er zestig mensen. Ze zitten 40 meter verderop. Ik hoor hen niet, maar ze zingen prima met het orgel mee.”
7. Als concertorganist zoek ik de muzikale breedte met programma’s van klassiek tot populair.
„Ja, tenzij ik door het orgel wordt beperkt of door de concertorganisatie. Vorige week speelde ik in de orgelzaal van Cor Booy, in Alkmaar. Voor de pauze stonden er klassieke werken op het programma, na de pauze populaire. Zulke brede programma’s speel ik ook vierhandig met mijn collega Jan Peter Teeuw of met een groep instrumentalisten, zoals op de cd ”Take Five”. Probeer mij maar in een hokje te plaatsen, dat lukt niet. Ik heb weinig profiel. Ik ben te serieus voor de populairen, te populair voor de serieuzen. Dat is mijn probleem. Toch wil ik niet anders. Als ik de helft van wat ik nu doe moet schrappen, voel ik me hoogst ongemakkelijk.”
8. Het opnemen en produceren van cd’s heb ik nodig om brood op de plank te krijgen.
„Mijn bedrijf Animato bestaat bijna tien jaar. Ik heb de opnametechniek geleerd door veel te luisteren en te testen. Door de jaren heen verschenen diverse cd-producties, onder anderen met panfluitist Leon Koppelman, de Antwerpse kathedraalorganist Peter Van de Velde en violiste Nadja Nevolovisch. Ik maak ook geregeld opnames voor het Vlaamse tijdschrift Orgelkunst.”
9. Het is voor een musicus lastig om in een uithoek van het land te wonen.
„Ja, maar ik ga niet weg bij de zee en het strand. Waar ik woon, komen andere mensen met vakantie. Ik word vanwege de afstand minder gemakkelijk gevraagd als dirigent elders in het land, terwijl ik daar wel voor opensta.”
10. Hauptwerkorgels zijn een hype die vanzelf overgaat.
„Met z’n drieën, Bert-Jan de Waard, Roland van den Berg en ik, hebben we Voxus Virtual Organs opgericht. We hebben orgels in Gapinge, Tholen en de Haarlemse Bavo opgenomen. Tholen is een succes, bij de Bavo is het wachten op de surroundversie. De opname die nu beschikbaar is, vinden veel mensen te direct klinken. Ik heb dertig nachten in de Bavo gezeten om het Müllerorgel op te nemen. Ik voelde me de stadsorganist van Haarlem. De zwakke kant van Hauptwerk is het windmodel. Wind is zo eigen aan een orgel; het lukt nog steeds niet die met trucjes na te bootsen. Verder zijn de speakers een voortdurend aandachtspunt. Wil je een goede kwaliteit luidsprekers, dan kost dat veel geld. Zelf heb ik geen orgel thuis. Als ik samples van Hauptwerk moet testen, doe ik dat op de oude Domus bij m’n moeder.”
In Staccato reageren muzikanten op tien stellingen. Volgende aflevering: 4 juli.
Levensloop Marien Stouten
Marien Stouten (1983) studeerde orgel aan het conservatorium van Gent bij Ignace Michiels. Daarvóór had hij les van Martin Mans en Rinus Verhage. Hij is dirigent van vier koren, waaronder het Thools Mannenkoor en het door hem opgerichte Zeeuws Projectkoor. Met Jan Peter Teeuw uit Ridderkerk vormt hij een vierhandig orgelduo en maakte hij cd’s op grote orgels in het Luxemburgse Dudelange en het Duitse Recklinghausen. In het dagelijks leven is Stouten opnametechnicus voor zijn eigen label Animato Music Productions en voor Voxus Virtual Organs, dat softwaresamples van Hauptwerk verkoopt.
Stouten is kerkorganist in de gereformeerde gemeente in Haamstede. Daar bespeelt hij een elektropneumatisch orgel met 2 klavieren, pedaal en 22 stemmen. In de zomermaanden speelt hij ook tijdens kerkdiensten in de Grote Kerk in Brouwershaven, die uitgaan van de plaatselijke hervormde gemeente. Er staat een Van Vulpenorgel met twee klavieren, aangehangen pedaal en negentien stemmen. Stouten organiseert in deze kerk in de zomermaanden een concertserie. Dit jaar spelen onder anderen de gastorganisten Sietze de Vries, Ab Weegenaar, Leonard Sanderman (Engeland) en Peter Van de Velde (België).
Stouten is getrouwd met Annemarie. Samen hebben zij een dochtertje, Céline.