Kritiek christelijke scholenkoepels op richtingvrij plannen
DEN HAAG. Onderwijsorganisaties reageren kritisch op het plan van staatssecretaris Dekker van Onderwijs om de planning van nieuwe scholen niet langer te koppelen aan een levensbeschouwelijke richting.
Kern van het voorstel is dat de stichting van nieuwe scholen plaatsvindt op basis van een ‘businessplan’ waaraan kwaliteitseisen zijn gekoppeld. Op basis daarvan bepaalt de Onderwijsinspectie of een nieuwe school voor bekostiging in aanmerking komt, zo schrijft de bewindsman in een brief die hij gisteren naar de Tweede Kamer stuurde.
In de toekomst kunnen dus ook scholen worden gesticht met een specifieke pedagogische of didactische grondslag,
In een opinie-artikel in NRC Handelsblad stelde de bewindsman gisteren dat „het onderwijs immuun lijkt te zijn geweest voor ontzuiling en secularisering.” De Onderwijsraad is al jaren voorstander van richtingvrij plannen. In de jaren negentig van de vorige eeuw is er ook een voorstel geweest om dit te regelen, maar vanwege de vele praktische bezwaren is het destijds niet doorgegaan.
De onderwijsorganisaties zien nu ook veel leeuwen en beren op de weg. Zo is de PO-Raad, de belangenorganisatie van het basisonderwijs, op zich wel voor richtingvrije planning, maar hij heeft zorgen bij de uitwerking van deze ideeën.
De PO-Raad vindt de beoogde planning te gehaast en wil bescherming van scholen voor leerlingen die gemakkelijk switchen. Verder vraagt de raad zich af hoe de plannen zich verhouden tot de teruglopende leerlingaantallen. Veel aandacht moet er verder zijn voor de gevolgen voor het bekostigingsstelsel en voor de gemeenten die moeten voorzien in de huisvesting van nieuwe scholen.
Verus, de koepel voor het christelijk onderwijs, ziet geen reden voor een stelselwijziging. Het huidige onderwijsstelsel sluit goed aan op de wensen van ouders en is voldoende innovatief: „Het plan leidt tot ongewenste dynamiek in situaties van teruglopende leerlingaantallen. Daarnaast wordt het risico vergroot dat leerlingen vaker tussentijds van school wisselen, wat ten koste gaat van de onderwijskwaliteit. Het bij de brief gevoegde onderzoeksrapport beveelt nader onderzoek aan. Het is verstandig dat de staatssecretaris deze aanbeveling overneemt en niet kiest voor invoering van het meest vergaande scenario.”
De reden dat er weinig nieuwe scholen gesticht worden is niet het stelsel van richtingen, maar de zware stichtingseisen en een situatie van teruglopende leerlingenaantallen. Ook bestaande richtingen stichten nauwelijks nieuwe scholen, aldus Verus.
De koepel van reformatorische scholen, VGS, heeft ook moeite met de voorstellen van Dekker. De stelling van de staatssecretaris dat het huidige stelsel van richtingen niet zou aansluiten op de wensen van ouders doet volgens de koepel geen recht aan de werkelijkheid. Ook Verus wijst daarop: „Grote ontevredenheid bij ouders over de mate van variatie in het aanbod van onderwijs is niet aangetoond.”
VGS-bestuurder Moens voorziet verder problemen met huisvesting, de laatste school van een richting en met het leerlingenvervoer.