Vergeten glorie Capelse kastelen na eeuwen weer zichtbaar
CAPELLE AAN DEN IJSSEL. De gemeente Capelle aan den IJssel wil de contouren van voormalige kastelen in het dorp weer zichtbaar maken. Amateurhistoricus Hans Bolkestein: „Veel Capellenaren weten helemaal niet dat hier kastelen hebben gestaan.”
De plannen betreffen een middelgroot eiland in het Slotpark naast de Slotlaan, overwoekerd door onkruid. Alleen een relatief nieuwe hefbrug –over de voormalige slotgracht– suggereert sinds 2005 iets van de grandeur die de overzijde ooit moet hebben uitgestraald.
Van die grandeur liggen de restanten onzichtbaar in de grond: de fundamenten van zes verschillende bouwwerken uit de afgelopen 750 jaar. Amateurhistoricus Bolkestein (1937) wijst de contouren ervan aan, op de plattegrond op een informatiebord nabij de hefbrug. De teksten erbij heeft hij geschreven.
Hij tikt op een rode rechthoek op de plattegrond. „Dit was het eerste en kleinste huis dat hier stond. Ridder Dirc Traveys, heer van Moordrecht, heeft het hier waarschijnlijk rond 1275 laten bouwen.” Deze eerste woning beschouwt Bolkestein als „een soort bouwkeet.” Niet lang erna verrees er een kleine, imponerende burcht omheen: een donjon met vier torens, schietgaten en aan de zuidzijde een schildmuur van wel 3 meter dik. Kort daarop werd het huidige IJsseldorp een zelfstandige ambachtsheerlijkheid.
Buskruit
Het Capelse kasteel was geen lang leven beschoren: na nog geen 70 jaar ging het tegen de vlakte. Bolkestein: „Dat gebeurde tijdens de eerste van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, na het kinderloos overlijden van graaf Willem IV van Holland.” De toenmalige heer van Capelle steunde in deze machtsstrijd –die bijna 140 jaar duurde– de Hoekse edelen. Bolkestein: „Net als al zijn erfopvolgers erna. Dat was hun pech, want de Hoeken verloren telkens. In die tijd brak de winnende partij vaak de kastelen van de verliezers af, dus dat gebeurde hier ook, in 1351.”
Philips van Polanen, de toenmalige leenheer, mocht vervolgens wel een edelmanswoning bouwen, mits die niet verdedigbaar was. Maar rond 1390 begon zijn zoon Philips II van Polanen toch weer aan een kasteel. Bolkestein wijst de omtrekken hiervan aan op het bord. „Die dikke muren hadden trouwens helemaal geen zin meer: het buskruit was inmiddels uitgevonden. Maar duidelijk niet door hem.” Philips II’s pogingen duurden niet lang. Binnen twee jaar liet de toenmalige graaf van Holland zijn half voltooide vesting afbreken. Philips II van Polanen bouwde hierop iets noordelijker in Capelle een edelmanshuis. Het sloteiland raakte in de vergetelheid.
Eeuwen later kocht Johan van der Veecken uit Mechelen het landgoed. „Hij was mede-oprichter van de VOC en had een zakelijke relatie met Johan van Oldenbarnevelt. Hij woonde op dat moment in Rotterdam en wilde een buitenhuis. In de stad stonk het namelijk nogal.”
Het slot dat hij vervolgens kort na 1612 op het eiland neerzette, overtrof de voorgaande bebouwing ruimschoots. „Er kwam een dubbele gracht, puur om indruk te maken. Die ligt er ook nu nog.” Het betrof ditmaal geen verdedigingswerk. „De muren en torens moesten Van der Veeckens macht en rijkdom tonen.”
Revolutie
Dit triomfantelijkste slot domineerde tevens het langdurigst de omgeving langs de IJssel. Na bijna twee eeuwen maakte de Franse Revolutie ook hier echter een einde aan. „Doordat de heerlijke rechten werden afgeschaft, kon de toenmalige vrouwe van Capelle geen pacht en tienden meer innen. Hierdoor kon ze het slot niet langer onderhouden. Ze heeft het verkocht voor de sloop.”
Dit laatste betreurt Bolkestein uiteraard. „Alleen het dief- en duifhuisje van dit slot staat er nog. Wij als historische vereniging hebben er een klein museum in. Maar veel Capellenaren weten helemaal niet dat hier kastelen hebben gestaan. De nieuwe plannen die de gemeente op ons initiatief ontwikkelde moeten hier verandering in brengen.”
In het ontwerp is gekozen om de contouren van het eerste kasteel uit 1285 en het laatste van rond 1612 te markeren. Het gebied krijgt hiernaast een recreatieve functie.