Preken buiten eigen parochie
CU en SGP doen steeds meer moeite om zich richting de buitenwereld positief te profileren. Vaak kiezen zij daartoe gelijksoortige thema’s en eenzelfde strijdwijze. Het recente optreden van SGP-leider Van der Staaij in De Wereld Draait Door (DWDD) onderstreept die trend.
Het was een spannend en cruciaal moment, twee weken geleden, tijdens het optreden van Van der Staaij in DWDD. Nadat de SGP-leider zijn drijfveren omtrent relatietrouw helder had verwoord, zette zijn opponent, Prem Radhakishun, hem abrupt het mes op de keel. „Doet u dit vanuit fatsoen, omdat u vindt dat wij onfatsoenlijk zijn? Of doet u het vanuit een diep geloof dat het eigenlijk het Woord van God is dat je trouw moet zijn”, wilde de Surinaams-Hindoestaanse televisiemaker –vaak Prem genoemd– van de SGP’er weten.
Zijn bedoeling was duidelijk. Prem wilde Van der Staaij, die zich met name beriep op de maatschappelijke verontwaardiging over overspelsites zoals Second Love en op wetenschappelijk aangetoonde feiten, ontmaskeren als een betweter, een christenfundamentalist die zijn bekrompen geloof aan een ruimdenkende meerderheid probeert op te leggen. En die normale Nederlanders dus niet serieus hoeven te nemen.
Opbloeien
De SGP-leider hield echter vast aan de vooraf uitgezette lijn. Helemaal in het begin van het programma repte hij één keer over „de gebruiksaanwijzingen die we van onze Schepper hebben meegekregen”, waaronder die van „trouw zijn.” Daarna vatte hij in antwoord op Prems vraag zijn drijfveer samen door te zeggen: „Ik heb het diepe geloof dat mensen opbloeien en dat de samenleving ervan opknapt als we trouw zijn aan het woord dat we elkaar hebben gegeven. Bovendien is het ook de stand van zaken in het wetenschappelijk onderzoek, nationaal en internationaal, dat vreemdgaan destructief is en desastreus.”
Van der Staaij koos daarmee voor een vrijwel identieke debatstijl als zijn CU-collega Segers twee jaar geleden in de EO-talkshow Knevel & Van den Brink. In die uitzending kreeg Segers, die een initiatiefwet voorbereidde om het bezoeken van prostituees in bepaalde omstandigheden strafbaar te stellen, de vraag voorgelegd hoe hij zou aankijken tegen een ‘schone’ seksbranche, zonder uitbuiting of dwang. Met andere woorden: was hij als christen niet sowieso tegen élke vorm van prostitutie, zodat debatteren met hem tamelijk zinloos was?
De CU-politicus liet daarop weten het bedrijven en reguleren van prostitutie hoe dan ook als ongezond te beschouwen. Dat een man tijdelijk het lichaam kan huren van een vrouw noemde hij strijdig „met de principiële gelijkwaardigheid die er tussen beiden is.”
Tegenover het Nederlands Dagblad beklemtoonde Segers later dat het „geen bewuste keuze” was geweest om de Naam van God in de uitzending niet te noemen. „God en goede argumenten zijn geen tegenstelling. Maar met alleen morele argumenten kom je niet ver.”
Realiteitsbesef
Segers en Van der Staaij legden in hun mediaoptreden een vergelijkbaar realiteitsbesef en strategie aan de dag, reageert de Leidse politicoloog Hans Vollaard desgevraagd. „Ze erkennen voluit dat we in een geseculariseerd land leven. Omdat ze niet slechts willen preken voor de eigen, slinkende parochie, maar met hun christelijke boodschap een groot publiek willen aanspreken, zoeken ze die plekken op waar ze dat publiek kunnen vinden, namelijk de seculiere media. En gebruiken ze meer dan vroeger rationele en wetenschappelijke argumenten. Waarbij mijns inziens ook meespeelt dat zij na 9/11 koste wat het kost willen voorkomen dat hun partij bij de irrationele fundamentalisten wordt ingedeeld en dus in het maatschappelijk debat als niet-relevant terzijde geschoven.” Wie Van der Staaij al wat langer volgt, weet dat hij er inderdaad diep van doordrongen is dat hij in de politieke arena alleen iets blijvends kan bereiken als hij zijn tegenstanders inhoudelijk kan overtuigen. Vandaar dat hij, net als zijn CU-collega’s, altijd naarstig op zoek is naar ‘nieuwe’ onderwerpen, naar terreinen waar mogelijk een maatschappelijke kentering gaande is en waar de orthodox-christelijke partijen buiten eigen kring wellicht medestanders kunnen vinden. Dat de SGP na de uitzending van DWDD overspoeld werd met positieve reacties –„Ik stem normaal op D66, maar op dit punt ben ik het met ú eens”– was dan ook in zijn omvang verrassend, maar in zijn essentie datgene wat de partij verwacht had.
Kinderporno
Een ander voorbeeld is kinderporno. Nee, van een algeheel verbod op pornografie moet onze samenleving nog even weinig hebben als in de roerige jaren zestig. Maar wat sindsdien wel veranderde, zijn de opvattingen over seks met kínderen, besefte Van der Staaij toen hij in 1998 in de Kamer kwam. Mede door zijn inspanningen is de wetgeving hieromtrent aanzienlijk aangescherpt en is inmiddels de denklijn dat je kinderporno niet mag maken maar wel bezitten, in de publieke opinie en in het strafrecht als absurd en naïef terzijde geschoven.
En zo valt er meer te noemen. Over diverse onderwerpen die lange tijd beschouwd werden als de heilige huisjes van de moderne, seculiere samenleving, blijkt uiteindelijk toch enige discussie mogelijk. Zelfs over trouw in relaties.
„Tegelijk kan daarbij de kanttekening geplaatst worden”, zegt Vollaard, „dat de politieke agenda van de kleine christelijke partijen per saldo dus tamelijk beperkt zal blijven. Bij bijvoorbeeld een thema als het homohuwelijk krijgen zij geen voet aan de grond. Op dat terrein hebben zij het tij niet mee en hebben initiatieven van hun kant geen enkele zin.”
Achterban
De kunst voor de kleine christelijke partijen is om hun ‘nieuwe’ thema’s te voegen bij de aloude politieke speerpunten, zoals abortus, euthanasie en Israël, zonder de eigen achterban van zich te vervreemden. Tot nu toe slagen ChristenUnie en SGP daar uitstekend in. Want waar Segers in de media zijn best doet zijn strijd tegen seksslavernij als een algemeen menselijke te presenteren, herkent zijn traditionele achterban het thema moeiteloos als typisch christelijk.
Iets vergelijkbaars geldt voor onderwerpen waarmee CU-Kamerlid Dik-Faber zich profileert. In haar strijd tegen het algemeen invoeren van de prenatale downtest hanteert zij regelmatig algemeen humanitaire argumenten. Maar elke orthodoxe christen, of hij nu protestant, evangelisch of roomskatholiek is, proeft in haar themakeuze meteen het van oorsprong Bijbelse denken.
Dat de thema’s en argumenten van ChristenUnie en SGP in maatschappij en politiek serieuzer genomen worden dan vroeger, heeft natuurlijk niet alleen met hun professionele en slimme strategie te maken. Er is ongetwijfeld tevens een verband met hun politieke onmisbaarheid, zoals die zich sinds eind 2006 aan het Binnenhof manifesteert en waardoor er automatisch beter naar ze wordt geluisterd.
En juist dát, het volwaardig meedraaien in Den Haag, wordt door de eigen achterban, met name door de jongeren, mateloos gewaardeerd. Vollaard: „Ook zij staan midden in de samenleving en moeten zich verantwoorden. Dat waarderen zij dus ook in hun partij en voormannen.”
Publiciteit
Wat beide orthodox-christelijke partijen de laatste jaren in elk geval goed begrepen hebben, is dat effectief politiek opereren in de 21e eeuw voor meer dan de helft afhangt van een goede mediastrategie. Niet voor niets reisde Segers begin 2013 samen met toenmalig PvdA-Kamerlid Hilkens onder toeziend oog van de EO af naar Zweden om daar het zogeheten Zweedse prostitutiemodel te gaan bestuderen. Publiciteit verzekerd.
En niet voor niets nam de SGP bij haar publieksactie voor huwelijkstrouw een gerenommeerd reclamebureau in de hand. Door in het veelbekeken tv-programma DWDD niet alleen het idee van pro-trouw-billboards te droppen, maar eveneens een prijsvraag uit te schrijven voor de beste poster, wisten de staatkundig gereformeerden, al was het maar voor kort, de aandacht van half Nederland op zich te richten. Met als gevolg dat de aangekondigde billboards eigenlijk niet meer geplaatst hoeven te worden. Het doel, het op gang brengen van een debat over overspel, ís immers al bereikt?
Preken buiten eigen parochie Knokken voor kleine stappen voorwaarts
Huwelijk en gezin, antisemitisme en euthanasie blijven speerpunten voor ChristenUnie en SGP. Hoe brachten zij deze thema’s de laatste tijd onder de aandacht in de Tweede Kamer, en met welk resultaat?
Huwelijk
Na een spraakmakend gezinsdrama pleitten de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg vorig jaar voor intensievere overheidsbemoeienis bij vechtscheidingen. Hieruit blijkt dat aansporingen om in elk geval bij dergelijke scheidingen alert te zijn op desastreuze gevolgen voor kinderen, vandaag de dag gangbaarder zijn dan pakweg tien jaar terug.
CU en SGP reageren op deze ontwikkeling door nog nadrukkelijker te hameren op het belang van preventieve maatregelen. Bij de behandeling van de Jeugdwet probeerde Van der Staaij het bemiddelen bij relatieproblemen gedefinieerd te krijgen als gemeentelijke zorgtaak. Dat ging staatssecretaris Van Rijn te ver; wel vond hij dat elke gemeente ouders een preventief, relatieondersteunend zorgaanbod zou moeten doen.
Verder probeerde de SGP een VVD-initiatiefwetsvoorstel over mediation zo uit te breiden dat scheidende partners met kinderen altijd de hulp van een mediator zouden moeten inroepen. Tevergeefs, voor VVD-initiatiefnemer en huidig justitieminister Van der Steur ging verplichte mediation een stap te ver.
CU-Kamerlid Voordewind probeert sinds vorig jaar het besluit uit 2010 om de relatietherapie uit het basispakket te halen, terug te draaien. De Tweede Kamer is daar vooralsnog sceptisch over vanwege de mogelijk hogere premiekosten.
Antisemitisme
CU en SGP proberen al jaren het Rijk te laten meebetalen aan het beveiligen van Joodse gebouwen. Veel Kamerfracties zijn daar sceptisch over. Zij vrezen precedentwerking en aantasting van het principe van gelijkberechtiging. Om die vrees niet verder te voeden, hanteren CU en SGP met name niet-religieuze argumenten, zoals: de staat moet de veiligheid van elke burger kunnen garanderen. Of: de Joodse gemeenschap wordt zo zwaar getroffen door de terreurdreiging dat het onredelijk is om de beveiliging als haar eigen verantwoordelijkheid te zien.
Op verzoek van de SGP besloot het kabinet in 2010 wel om antisemitisme tot speerpunt van het antidiscriminatiebeleid te maken. Een motie van toenmalig CU-leider Rouvoet in 2011 en een amendement van Segers en Van der Staaij in 2013 voor een hogere rijksbijdrage aan de Joodse veiligheidskosten liepen evenwel op niets uit. De rijksoverheid zou haar verantwoordelijkheid nemen zodra daar objectieve gronden voor te geven waren, was alles wat minister Opstelten hun liet weten.
Na de aanslag op het Joods Museum in Brussel op 24 mei 2014 bleek die toezegging meer te behelzen dan gedacht. Afgelopen najaar kwam het kabinet alsnog met een financiële tegemoetkoming van 1,5 miljoen voor de beveiligingskosten in de periode 2014 tot 2019.
Euthanasie
CU en SGP opereren in een omgeving waar geen meerderheid bestaat voor het terugdraaien van de euthanasiewet. Dat betekent echter niet dat zij uitsluitend als toehoorder aanwezig zijn bij euthanasiedebatten. Zo pleiten zij er regelmatig voor dat de wettelijke zorgvuldigheidseisen voor het mogen uitvoeren voor euthanasie onverkort moeten worden nageleefd.
Vorig jaar waren dergelijke pleidooien ook opeens te horen buiten christelijke kring. Aanleiding daarvoor was dat een aantal controversiële, ingewilligde euthanasieverzoeken van psychiatrische patiënten bleek te zijn goedgekeurd, zonder dat de uitvoerend arts werd vervolgd.
Volgens oud-psychiater Boudewijn Chabot ging dat te ver. In een ingezonden artikel in NRC Handelsblad waarschuwde hij dat de euthanasiepraktijk in Nederland dreigde te ontsporen. Volgens de Rotterdamse hoogleraar gezondheidsrecht Martin Buijsen was het beoordelen van uitgevoerde euthanasieverzoeken van psychiatrische patiënten een te complexe taak voor de toetsingscommissies en moest daarvoor een nieuwe, landelijke deskundigencommissie worden aangesteld.
In de Tweede Kamer vroegen CU-Tweede Kamerlid Dik-Faber en Van der Staaij minister Schippers of zij, gegeven de uitlatingen van Chabot en Buijsen, voornemens was actie te ondernemen. In november 2014 kondigde Schippers daarop aan te zullen regelen dat artsen die overwegen een euthanasiewens van een patiënt met psychiatrische problemen of met dementie in te willigen, altijd een onafhankelijke psychiater moeten consulteren en dat de toetsingscommissies erop moeten toezien of dit ook echt is gebeurd.