Predikant uit CAR: Onze kerk is verbrand, maar ons geloof niet
GRONINGEN. De Centraal-Afrikaanse predikant Marc Caparang ziet de situatie in zijn land „langzaam” verbeteren, na het geweld van vorig jaar. Maar een nieuw kerkgebouw heeft hij nog niet.
Honorine Babou: huis verwoest. Marie-Noëlle Baboua: huis verwoest. Alexis Baya: een van de ouders omgekomen, huis verwoest.
Ds. Marc Caparang legt een lange lijst met namen op tafel. Honorine, Marie-Noëlle en Alexis zijn gemeenteleden van zijn baptistengemeente in Bangui. Ze plukken nog dagelijks de wrange vruchten van de hevige strijd die vorig jaar in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) woedde tussen de rebellengroepen Séléka en anti-Balaka. Caparang heeft de verliezen van al zijn schapen nauwkeurig in kaart gebracht.
Het geweld trof ook het kerkgebouw van zijn gemeente, dat vorig jaar april in vlammen opging. Caparang, kort op bezoek in Nederland, laat foto’s zien van het uitgebrande gebouw. Enkel de geel geverfde muren staan nog overeind. Het dak is ingestort, de vloer van de kerkzaal zwartgeblakerd. Het terrein rond de kerk is veranderd in een grote chaos. Slechts de pastorie staat nog overeind.
Caparang woonde er op het moment van de brand al niet meer. Enkele maanden eerder, in december 2013, omsingelden Sélékarebellen het kerkterrein. Caparang en zijn gezin konden vier dagen lang geen kant op. „We hadden nauwelijks eten meer”, blikt hij terug. „De telefoon deed het niet meer, we konden met niemand contact hebben. Het was heel bedreigend.” De rebellen lieten hen uiteindelijk gaan en plunderden zijn woning.
Met zijn vrouw en vier kinderen streek Caparang neer in een groot vluchtelingenkamp bij de internationale luchthaven van Bangui. Op het hoogtepunt van de strijd leefden daar tienduizenden christelijke vluchtelingen. Aan de andere kant van de luchthaven streken bedreigde moslims neer.
Roofovervallen
Nog altijd is een deel van Caparangs gemeenteleden van huis en haard verdreven. „De kerk is verbrand, maar het geloof van de kerkleden niet”, zegt Caparang echter. Op vier locaties komen ‘zijn’ schapen nu samen voor kerkdiensten. Met een collega gaat hij iedere zondag de verschillende plekken langs.
De Centraal-Afrikaanse pastor ziet de situatie in Bangui „langzaam” verbeteren. Maar veilig is het nog niet in de stad. Er zijn veel gewapende criminele groepen actief, die profiteren van de chaos die het conflict met zich meebracht. „We horen vrijwel iedere avond en nacht vuurgevechten”, zegt Caparang. „Roofovervallen”, verduidelijkt hij.
Daarnaast ettert de gezaaide verdeeldheid in de samenleving voort. De Sélékarebellen stonden te boek als islamitisch en hielden huis onder de christenen, de anti-Balaka heetten christelijk te zijn en keerden zich tegen moslims. „Er zijn pogingen tot verzoening”, zegt Caparang. „Maar ik zie nog weinig resultaat.”
Hij is blij met het Verzoeningsforum dat vorige maand in Bangui werd gehouden, maar is terughoudend over de resultaten. „Het is erg belangrijk dat er wordt gepraat”, zegt hij. „Maar er moet ook gerechtigheid plaatsvinden. De aanstichters van het conflict moeten worden berecht.” Volgens Caparang was daar tijdens het forum te weinig aandacht voor.
Woede
Caparang merkt dat er onder zijn gemeenteleden nog veel woede leeft en begrijpt die goed. „De mensen hebben geleden. Ze zijn hun huizen verloren, soms ook familieleden. In de kampen was het leven zwaar.” Hij ziet het als zijn taak de woede te dempen en op te roepen tot verzoening. „Maar dat is niet altijd wat ik in mijn hart voel.” Hij zucht. „Nee, ik vind dat niet makkelijk.”
Desondanks is hij hoopvol gestemd over de toekomst van zijn land. „Waarom niet?” reageert hij. „We zijn niet het enige land ter wereld met moeiten. Kijk eens naar Rwanda, waar in 1994 een ware slachting plaatsvond. Dat land is er ook weer bovenop gekomen. Ik ben ervan overtuigd dat God het goed gaat maken.”
Vluchtelingen keren terug
Het conflict in de Centraal-Afrikaanse Republiek heeft naar schatting 900.000 mensen op de vlucht gejaagd: zo’n 426.000 binnen het land en 460.000 buiten het land. Steeds meer vluchtelingen keren echter terug naar hun huizen in Bangui, meldt VN-organisatie OCHA. Alleen al in mei verlieten „honderden families” het vluchtelingenkamp bij de luchthaven van Bangui. Bijna de helft van de bevolking van de zwaargetroffen districten 3 en 5 van Bangui zou inmiddels zijn teruggekeerd. Vrijwel alle inwoners van die districten sloegen vorig jaar op de vlucht.
Verzoeningsforum in hoofdstad Bangui
Van 4 tot 11 mei vonden er in Bangui vredesbesprekingen plaats met vertegenwoordigers uit brede lagen van de bevolking: moslims, christenen, (ex-)rebellen, vluchtelingen, kerkleiders en politici. Het resulteerde in een overeenkomst over –onder meer– ontwapening en integratie van oud-strijders. Aan de besprekingen waren volksraadplegingen door het hele land voorafgegaan.
Interim-president Catherine Samba-Panza noemde het akkoord „een krachtig signaal van de wil van het hele Centraal-Afrikaanse volk om deze zwarte bladzijde uit onze geschiedenis om te slaan.” Wat haar betreft vinden er snel verkiezingen plaats.
Al snel werd echter duidelijk dat elementen uit de rebellengroepen Séléka en anti-Balaka zich niet in de overeenkomst konden vinden. Op de dag van de ondertekening kwam het tot heftige confrontaties tussen de rebellen en leden van VN-macht Minusca, waarbij van beide kanten werd geschoten. De rebellen eisen onder meer de vrijlating van gevangengenomen strijders.
Ook de afgelopen weken roerden de rebellen zich geregeld. Zo kwam het vorige week tot gevechten tussen anti-Balaka en Minusca rond een school in Bangui. Zo’n veertig leerlingen raakten daarbij gewond.