Duisenberg over vertrek: Genoeg is genoeg
Maastricht heeft iets met de euro. Op 7 februari 1992 werd in het provinciehuis het enkele maanden eerder daar tot stand gebrachte verdrag over de oprichting van de monetaire unie getekend. Precies tien jaar later gaf ECB-topman Duisenberg op dezelfde locatie een toelichting op zijn naderende vertrek.
Ter gelegenheid van het tweede lustrum van het akkoord tussen de EU-lidstaten dat de geboorte van de gemeenschappelijke munt inluidde, hield het bestuur van de Europese Centrale Bank donderdag zijn tweewekelijkse vergadering in de Limburgse hoofdstad. Geen wijziging van de rente, beslisten de zes directieleden en de twaalf presidenten van de nationale centrale banken. Dat verraste niemand. Veel meer aandacht ging uiteraard uit naar het bericht over het afscheid van Wim Duisenberg.
Persoonlijke redenen -„Ik heb alleen mijn vrouw geraadpleegd”- hebben hem doen besluiten, zo vertelde hij, op 9 juli 2003, de dag waarop hij zijn 68e verjaardag hoopt te vieren, zijn post te verlaten. In mei 1998 kreeg hij een benoeming voor acht jaar, maar toen al liet hij weten dat hij niet de volle ambtstermijn zou uitzitten. „Genoeg is genoeg. Ik vind 68 jaar een respectabele leeftijd om je terug te trekken”, verklaarde hij in Maastricht.
Desgevraagd voegde hij daaraan toe dat hij wel bereid is wat langer aan te blijven als een soepele overdracht van zijn functie dat zou vereisen. Tegelijk verzekerde hij dat het zeker niet in zijn bedoeling ligt eventueel eerder Frankfurt de rug toe te keren.
Waarom nu al de precieze datum aan de openbaarheid prijsgegeven? „In het belang van de transparantie en uit bezorgdheid over de toenemende speculaties in de media en op de markten over dat tijdstip”, antwoordde de centrale bankier. „Er dreigde een golf van onzekerheid rond de ECB en de euro te ontstaan. Dat tast het imago en de geloofwaardigheid van beide aan. Ik hoop een bijdrage te hebben geleverd aan het scheppen van een klimaat van meer rust.”
De reactie dat hij als gevolg van de vroege aankondiging in de resterende periode minder gezag geniet, deed hij af als „pure nonsens.” Dan zouden op zeker ogenblik alle directieleden vleugellam zijn. Elk van hen heeft immers een gelimiteerd mandaat, zonder de mogelijkheid van een tweede ronde, en dus weten we van allemaal wanneer zij afzwaaien, zo luidde zijn redenering.
Willem Frederik Duisenberg kan straks terugzien op een glanzende carrière. De Fries diende eerst als hoogleraar in de economie de wetenschap. In het kabinet-Den Uyl (1973-1977) bezette de sociaal-democraat de zetel van minister van Financiën. In 1982 trad hij aan als president van De Nederlandsche Bank. In die hoedanigheid bouwde hij internationaal veel prestige op. Hij waakte met succes over de hardheid van de gulden, volgde de strenge monetaire lijn van de Bundesbank en kritiseerde achtereenvolgende kabinetten als die naar zijn opvatting de begrotingsteugels niet strak genoeg aanhaalden.
De aanwijzing tot de hoogste baas van de op te richten ECB bezorgde hem de kroon op zijn loopbaan. Zijn uitverkiezing kwam overigens bepaald niet eenvoudig tot stand. President Chirac meende dat Frankrijk recht had op de prestigieuze post. Het staatshoofd schoof Jean-Claude Trichet als kandidaat naar voren en hield tijdens het speciale beraad van de regeringsleiders taai vast aan diens nominatie. De reputatie van Duisenberg gaf echter voor de rest van de deelnemers aan de onderhandelingen in Brussel de doorslag.
Chirac sprak na de top van een politiek compromis, omdat de Nederlander had toegezegd dat hij voortijdig zou opstappen, om plaats te maken voor Trichet. Duisenberg heeft altijd ontkend dat er een deal in die zin is gesloten. „Alleen ikzelf bepaal wanneer ik wegga”, beklemtoonde hij steeds om zijn onafhankelijke positie te markeren.
Vooral in de eerste periode had hij het niet gemakkelijk. De euro, die op 1 januari 1999 zijn intrede deed in het girale verkeer, startte tegenover de dollar op een koers van ruim 1,16. Maar al snel begon een glijvlucht, tot een dieptepunt van iets boven 0,82. In het najaar van 2000 zag de ECB zich genoodzaakt via interventies de nieuwe valuta een steun in de rug te bieden.
Dat de ontwikkelingen onder een andere president gunstiger zouden zijn geweest, is onwaarschijnlijk. Niettemin deed de waardedaling van de eenheidsmunt het aanzien van Duisenberg, die toch de verpersoonlijking was van het Europese betaalmiddel, geen goed.
Bovendien steeg de gemiddelde inflatie binnen de eurozone tot boven de 2 procent, het niveau dat de centrale bank op middellange termijn als limiet hanteert om te kunnen spreken van een situatie van prijsstabiliteit. Enkele maanden geleden kenterde het tij. Naar verwachting zakt het tempo van de geldontwaarding dit jaar tot beneden het genoemde plafond.
Niet zelden moest Duisenberg zich de politici van het lijf houden en pal staan voor de autonomie van de ECB. Keer op keer, vooral na de aanslagen van 11 september in de VS, klonk vanuit de politiek de roep om een verlaging van de rente. Die maatregel moest de economische groei stimuleren. Duisenberg wilde echter, conform de verdragsregels, niets weten van bemoeienis van buitenaf. Afgelopen oktober kon hij slechts met moeite de regeringsaanvoerders uit de EU tijdens hun top in Gent ertoe bewegen geen openlijk verzoek tot een verruiming van het beleid van de centrale bank in de slotverklaring op te nemen.
Zijn grote succes vierde Duisenberg met de introductie van de nieuwe munten en bankbiljetten. Die operatie, waarbij hij vanaf het begin betrokken is geweest, verliep vlekkeloos. Hij gaf leiding aan de ECB op het historische moment van de ultieme stap op weg naar de geldunie. Alleen al daardoor verwierf hij zich blijvend een plaats in de monetaire geschiedenis van Europa.