„Wees deemoedig, Martin, voor je eigen bestwil”
Zou staatssecretaris Van Rijn vorige weekend even een telefoontje hebben gepleegd naar de Nijmeegse wetenschappers Anne Bos en Charlotte Brand? Je zou het bijna denken. Beide historici zijn immers al een eind op streek met een proefschrift over afgetreden bewindslieden. Zij hadden Van Rijn gemakkelijk enkele tips kunnen geven over hoe hij zijn val kon voorkomen.
„Martin, geef nooit toe dat je de Kamer verkeerd hebt geïnformeerd, maar neem wel een uiterst deemoedige houding aan.” Van Rijn deed het. „Luister, Martin: voorkom dat ze je als een kille cijferaar wegzetten. Toon compassie, benadruk dat je zeer begaan bent met alle individuen die lijden onder de pgb-bureaucratie, en laat merken dat je de personen achter de getallen kent en gesproken hebt.” Van Rijn deed het. „Martin, beloof een keer of tien beterschap, probeer weinig achterom te zien en veel vooruit te blikken. En werp nooit de schuld op je ambtenaren of –nog erger– op de Tweede Kamer, ook al weet je dat Kamerleden boter op hun hoofd hebben.” Van Rijn volgde het denkbeeldige advies tot in de puntjes. En overleefde het debat.
Is dat het hele verhaal? Nee, natuurlijk niet. Dit is slechts één set van basisvoorwaarden waaraan voldaan moet worden, wil een bewindsman die onder vuur ligt, overleven. Een tweede set voorwaarden heeft te maken met de grondhouding van kabinet en coalitie.
Oppositiepartijen slagen er zelden in een minister of staatssecretaris naar huis te sturen. Zij zijn immers haast per definitie in de minderheid? Nee, bewindslieden moeten alleen dan hun koffers pakken als zij het vertrouwen hebben verloren van hun eigen partij. Of als de coalitie waarvan zij deel uitmaken hen niet meer pruimt. Speelt dat laatste niet dan kunnen zij, als zij behendig zijn en de tips van Bos en Brand netjes opvolgen, blijven zitten.
Van Rijn zat onmiskenbaar in deze laatstgenoemde situatie. PvdA noch VVD wil deze capabele bestuurder kwijt. Is dé grote missie van deze coalitie niet om een recordbedrag aan bezuinigingen door te voeren en tevens onze economie en verzorgingsstaat te moderniseren? En is een hoofdpijler van dit beleid niet de hervorming van de zorg? Een kabinet dat dit tot zijn speerpunten rekent, kan het zich nauwelijks veroorloven om de man die bij uitstek als architect én uitvoerder van de zorghervormingen geldt, te laten vallen.
Een groot risico en een complicerende factor was in dit geval dat we te maken hebben met een minderheidskabinet dat enkele jaren lang in het zadel is gehouden door een drietal constructieve oppositiefracties. Zouden deze C3, of bijvoorbeeld alleen D66, een motie van wantrouwen tegen Van Rijn hebben gesteund, dan was het voor deze bewindsman wel heel moeilijk geworden.
Zo ver is het donderdag echter niet gekomen. Net niet. Daardoor weten we niet wat de staatssecretaris gedaan zou hebben als D66 het vertrouwen in hem wel had opgezegd. Mogelijk was hij zelfs dan op zijn post gebleven. Want wat de achterliggende dagen in VVD- en PvdA-kring zwaar heeft gewogen, zeggen insiders, is de afweging: „Wat er ook gebeurt, we gaan Pechtold niet de triomf gunnen dat hij dit kabinet aan een touwtje heeft. Straks gaat hij elke week proberen een bewindsman naar te huis sturen!”
En zo kwam de onrustig wordende Binnenhofzee vrijdagavond toch weer tot bedaren. De vraag is: voor hoelang? Want als de heibel over de pgb-perikelen en het Kamerdebat van deze week iets leren, is het dit: dat het kabinet het overgrote deel van zijn regeerakkoord heeft uitgevoerd, betekent níét dat de komende jaren in politiek Den Haag stil en saai zullen zijn. Integendeel. Al die grote decentraliseringsoperaties leiden de komende tijd –daar kun je zeker van zijn– tot evenzoveel uitvoeringstechnische problemen, tot stremmingen, frustraties en bijna-mislukkingen.
Van Rijn is de enige en laatste bewindsman niet die om dit type problemen peentjes zweet. Het kabinet kan zijn borst nat maken.