Ondanks die uitkomst was het geen gemakkelijk debat voor Van Rijn. Vooral D66 en het CDA hadden de spanning in de afgelopen weken laten oplopen. Van Rijn zou door kunnen met steun van de coalitiepartijen, maar een motie van wantrouwen van de hele oppositie zou wel erg pijnlijk voor ’m zijn geweest.

Zo ver kwam het dus niet. Van Rijn ging in het debat - het zesde over de problemen met de uitbetaling van de pgb’s - diep door het stof. Hij erkende dat er fouten zijn gemaakt, dat de invoering onzorgvuldig was en dat hij politiek verantwoordelijk is. Hij gaf ook toe dat het achteraf gezien niet goed was de veranderingen bij het pgb per 1 januari in te laten gaan.

Van Rijn had in maart al excuses aangeboden voor de chaos en deed dat donderdag opnieuw. Van Rijn hield wel vol dat hij de Tweede Kamer niet onjuist of onvolledig heeft geïnformeerd en dat het met de problemen bij de uitbetaling van de pgb’s door de Sociale Verzekeringsbank stap voor stap beter gaat.

Daarmee hield hij de steun van twee derde van de Kamer, maar een flink deel van de oppositie was niet overtuigd. Vooral de SP, de PVV en het CDA bleven in het debat ongenadig hard kritiek leveren. „Voor excuses kopen we helemaal niks. De staatssecretaris zou zijn verantwoordelijkheid moeten nemen en moeten opstappen”, zei Renske Leijten (SP) aan het einde van het debat.

Die kritiek was ingecalculeerd door Van Rijn. Belangrijker was het voordeel van de twijfel dat hij kreeg van D66. Die partij besloot na een echte worsteling in de fractie dat een motie van wantrouwen geen zin had omdat de coalitie Van Rijn toch zou blijven steunen. Bovendien was de pgb-houder niet gediend met zo’n motie. Maar het „was een dubbeltje op zijn kant”, zei Kamerlid Pia Dijkstra dreigend.

Per Saldo, de belangenorganisatie voor mensen met een pgb, toonde zich tevreden dat Van Rijn beloofde het systeem voor het indienen van declaraties eenvoudiger te zullen maken.