Buitenland

De strijd tussen imam en kalief

De Amerikaanse president Obama weigert in de oorlog tegen Islamitische Staat (IS) principieel om over ”jihadisme” of ”islamitisch extremisme” te spreken. Journalist Thomas Friedman verzuchtte recentelijk in The New York Times „dat we het theater van het absurde zijn binnengegaan.”

Martin Janssen

3 June 2015 10:22Gewijzigd op 15 November 2020 19:23
Het Irakese leger voert strijd tegen IS, en wordt daarbij geholpen door sjiietische milities. beeld AFP
Het Irakese leger voert strijd tegen IS, en wordt daarbij geholpen door sjiietische milities. beeld AFP

In de weken en maanden die voorafgingen aan de Amerikaanse invasie van Irak in 2003 sprak de voormalige Iraakse president Saddam Hussein voortdurend en triomfantelijk over de ”moeder aller veldslagen”, die op uitbreken stond. Voor velen in de islamitische wereld had deze benaming een bijna apocalyptische ondertoon. Maar al snel werd duidelijk dat deze moeder aller veldslagen op zich zou laten wachten.

Nu dringt de gedachte zich op of de huidige oorlog tegen IS met al zijn vertakkingen de potentie heeft om zich tot een dergelijke veldslag te ontwikkelen. Steeds opnieuw bleek het Westen onmachtig om de kern van het probleem te onderkennen en aan te pakken. Dat leidde tot de ene strategische blunder na de andere.

De wortel van het huidige conflict ligt in de islamitische revolutie van 1979 in Iran, waar de ”dynastie” van de Pahlavi’s met steun van het Westen omvergeworpen werd. Tot verbazing van datzelfde Westen ontstond er een sjiitische theocratie. Het was een eerste aanwijzing dat niet de democratie maar de theocratie het alternatief was voor de regimes in het Midden-Oosten.

De sjiitische islam verwacht de terugkeer van de Mahdi (de verlosser). Maar in de afgelopen eeuwen had de mening onder sjiitische geleerden postgevat dat de gelovigen zich in afwachting van deze Mahdi beter verre konden houden van deze corrupte wereld en zijn politiek. In 1979 werd deze gedachte van isolement definitief verlaten. De nieuwe sjiitische theocratie werd gedreven door een bijna messiaans verlangen om de eigen revolutie desnoods met geweld naar de rest van de wereld te exporteren. Enkele dagen geleden nog zei de Iraanse generaal Hassan Abbasi „dat we niet zullen rusten totdat we van de Verenigde Staten een islamitische republiek hebben gemaakt.”

Binnen deze nieuwe sjiitische leer is een duidelijke stroming aanwezig die de ‘eindtijd’ door oorlogen wil versnellen omdat hiermee ook de komst van de Mahdi wordt voorbereid. De val in 2003 van het soennitische Ba’athregime in Irak werd hierbij gezien als een grote overwinning.

Iraanse ambities

Logisch dat de soennitische staten in het Midden-Oosten steeds meer de Iraanse expansiedrift gingen vrezen. Om de Iraanse ambities in de regio enigszins te beteugelen zetten enkele van deze Arabische soennitische staten jihadisten en andere soennitische radicalen in.

De Amerikaanse regering-Bush op haar beurt raakte gealarmeerd door de voortdurende aanvallen van sjiitische milities in Irak op het Amerikaanse leger en begon deze politiek –de steun aan radicale groeperingen– te kopiëren.

De Amerikaanse journalist Seymour Hersh schreef in 2007 een essay dat hij ”De heroriëntering” (The Redirection) noemde. Een heroriëntering namelijk van het Amerikaanse beleid in het Midden-Oosten waarbij het ondermijnen van Iran de belangrijkste prioriteit was geworden. Seymour Hersh waarschuwde echter voor een gevaarlijk neveneffect van deze politiek. Overal in de Arabische regio zouden namelijk radicale soennieten worden gesteund die sympathiseerden met al-Qaida en die het Westen vijandig gezind waren.

Er ontstonden merkwaardige tegenstellingen in het Amerikaanse opereren op de grond. Want terwijl het Amerikaanse leger in deze periode een strijd op leven en dood vocht tegen al-Qaida in Irak, steunde de Amerikaanse politiek stilzwijgend elders in de regio soennitische radicale groeperingen die exact dezelfde ideologie aanhingen als al-Qaida. De Verenigde Staten dachten dat ze deze soennitische extremisten konden inzetten tegen Iran, zoals ze deze islamisten eerder in Afghanistan hadden gebruikt tegen de voormalige USSR.

De geschiedenis zou zich echter herhalen. Indertijd resulteerde de Amerikaanse politiek in de oprichting van de taliban en al-Qaida. Maar de nieuwe heroriëntering, waar Seymour Hersh over sprak, bracht Jabhat al-Nusra en Islamitische Staat voort.

Dit laatste moet gezien worden tegen de achtergrond van de Syrische burgeroorlog. Die stond in het teken van de strijd van de wereldwijde jihadistische beweging om de hele wereld te islamiseren door het invoeren van de islamitische sharia.

Aanvankelijk paste de Syrische burgeroorlog in het patroon van de ”heroriëntering” omdat het Westen opnieuw lijnrecht kwam te staan tegenover Iran, dat het Syrische regime-Assad onvoorwaardelijk steunde. Deze situatie zou echter drastisch wijzigen nadat IS in juni 2014 een islamitisch kalifaat uitriep. Dat vormde een directe bedreiging voor alle westerse bondgenoten in de Arabische regio. Met deze IS had het sjiitische apocalyptische mahdisme een soennitische tegenhanger gekregen, die ook denkt dat de eindtijd is aangebroken.

Europese bodem

De vraag is of het Westen de oorlog tegen IS kan winnen. Een vraag die urgent is, temeer omdat IS van plan is deze oorlog te exporteren naar Europese bodem. IS publiceerde enkele maanden geleden een boekwerk ”De zwarte vlaggen uit Rome”, waarin in honderd pagina’s wordt uitgewerkt hoe IS denkt Rome –en dus Europa– te veroveren. IS weet dus goed wat het doel is en hoe dat doel te bereiken.

De westerse strategie daarentegen oogt zwak. Dat begint in het taalgebruik. Men durft nauwelijks de ideologie te benoemen die IS drijft. Ook blijkt het uit het feit dat er in de Verenigde Staten stemmen opgaan die pleiten voor samenwerking met al-Qaida. De achterliggende redenering hierbij is dat al-Qaida en de IS elkaar bestrijden, wat de vijand (al-Qaida) van mijn vijand (IS) tot mijn vriend maakt. In de wereld van religieuze fanatici is het echter veel reëler om ervan uit te gaan dat de vijand van mijn vijand nog steeds mijn vijand is.

Neveneffect

Een gevaarlijk neveneffect van de oorlog tegen IS is bovendien dat het Westen Iran feitelijk als bondgenoot is gaan zien. Terwijl veel analisten vermoeden dat het Iraakse leger –dat door het Westen wordt gesteund– zijn orders niet uit Bagdad maar uit Teheran ontvangt. Dit leger wordt bovendien bijgestaan door sjiitische milities. Gebieden in Irak die zo werden bevrijd van IS kregen het vervolgens te verduren van deze milities. Die namen wraak op de plaatselijke soennieten. Gevolg is dat veel Iraakse soennieten met angst en beven hun toekomstige ‘bevrijding’ tegemoet zien. Wat dan weer een versterking betekent voor de positie van IS.

Het soennitische kalifaat van IS en de sjiitische Iraanse theocratie lijken elkaar daarom wederzijds te versterken. Op 8 maart dit jaar had in Teheran een conferentie plaats over ”de Iraanse identiteit”. Een van de sprekers op deze conferentie was Ali Younesi, een adviseur van de Iraanse president Rohani. Deze Ali Younesi constateerde „dat Iran wederom een imperium is geworden en Bagdad de hoofdstad is van dit Iraanse rijk.” Deze woorden veroorzaakten schokgolven in de Arabische soennitische wereld. In de visie van de nieuwe Saudische vorst Salman is nu niet langer IS maar Iran vijand nummer één. De Iraanse pretenties versterken dus IS terwijl de gruweldaden van IS op hun beurt sjiitische moslims regelrecht in de armen van Teheran drijven.

Nieuwe versie van oude strijd

De moeder aller veldslagen lijkt daarom begonnen. In de tiende eeuw woedde er in het Midden-Oosten een hevige strijd tussen het sjiitische kalifaat der Fatimiden en het soennitische kalifaat van de Abbasiden. We beleven momenteel een nieuwe versie van deze strijd om de macht in de islamitische wereld die wordt gevoerd door de sjiitische Iraanse republiek en de soennitische Islamitische Staat (IS). Het Westen loopt echter het risico de strijd tegen het soennitische kalifaat van IS te verliezen en tegelijkertijd de sjiitische variant ervan in de kaart te spelen.


De strijd tussen imam en kalief


De toekomst van Syrië

Via de Arabische zender Al-Arabiya kwam dinsdag het bericht in de wereld dat de strijders van Islamitische Staat hun opmars waren begonnen naar de Syrische hoofdstad Damascus. Na de val van Palmyra had het Syrische leger luchtaanvallen uitgevoerd op IS, maar deze hadden niet het gewenste resultaat gehad. IS blijkt reeds een aantal fosfaatmijnen te hebben veroverd die zo’n 70 kilometer ten zuiden van Palmyra liggen.

Meer westwaarts zet ook het nieuw opgerichte ”leger der verovering” zijn veroveringstocht voort. Deze militaire alliantie van IDS en het leger der verovering kwam voort uit een nauwere samenwerking achter de schermen tussen Turkije en Saudi-Arabië. De toenadering was mogelijk geworden nadat koning Salman 23 januari dit jaar de Saudische troon besteeg. Dit leger der verovering is een overkoepelende alliantie tussen de aan al-Qaida verbonden beweging Jabhat al-Nusra en een aantal verwante islamitische milities.

Sommige critici vermoeden dat met deze nieuwe naam onder meer beoogd werd de al-Qaidacomponent te verdoezelen. Er doen sinds maanden hardnekkige geruchten de ronde dat Turkije en Qatar druk uitoefenen op Jabhat al-Nusra om afstand te doen van haar samenwerking met al-Qaida. Dit zou haar meer acceptabel maken voor het Westen.

Al deze ontwikkelingen leidden tot de voorspelling dat de val van het Syrische regime slechts een kwestie van tijd is. De vraag lijkt eerder wie het eerst Damascus zal bereiken: al-Qaida of IS. De val van het Syrische regime-Assad zou ongetwijfeld in veel westerse hoofdsteden tot verheugde reacties leiden. Maar hier kunnen zeker vraagtekens bij worden geplaatst.

Toen Hillary Clinton in 2011 vernam dat de Libische president Muammar al-Gaddafi was gestorven riep ze triomfantelijk ”wij kwamen, wij zagen, hij stierf”. Met de dood van Gaddafi kwam echter niet alleen een einde aan een tijdperk, maar werd ook de doodsklok geluid voor de Libische staat. Libië veranderde in een totale chaos, die momenteel een directe dreiging vormt voor de Europese veiligheid. En dit gebeurde in een land dat vrijwel volledig soennitisch was en waar dus het sektarische probleem afwezig was.

Te verwachten is dus dat de val van het huidige regime in het multireligieuze Syrië tot ongekende bloedbaden zal leiden. Zal dit regime vervangen worden door al-Qaida of IS of eventueel een combinatie van beide? Niemand spreekt in dit verband nog over de ”gematigde” rebellen voor wie blijkbaar geen enkele rol van betekenis is weggelegd.

Bij al deze voorspellingen over het naderende einde van het Assadregime is tegelijk voorzichtigheid geboden. Al was het alleen maar omdat het de afgelopen vier jaar al tientallen keren is voorspeld. Het klopt dat het Syrische leger momenteel verzwakt is en moeite heeft om nieuwe rekruten te werven, maar een aantal Syrische minderheden is ervan overtuigd dat hun overleven op het spel staat en zal zich heftig blijven verzetten.

Woensdag was op Al-Jazeera een interview te zien met Abu Mohammed al-Golani, de leider van Jabhat al-Nusra. Golani zei onder meer dat „de Syrische christenen onder een islamitisch bestuur aan ons onderworpen zullen zijn.” De alevieten „hoefden geen vergelding te vrezen op voorwaarde dat ze hun geloof verlieten.” Hij zei er niet bij wat het lot van de alevieten zou zijn die weigerden om zich tot de soennitische islam te bekeren. Zeker de alevieten zullen daarom het Syrische leger onvoorwaardelijk blijven steunen.

Er zijn echter ook Syrië-experts –onder wie de Fransman Fabrici Balanche– die denken dat er geen sprake zal zijn van de val van het Syrische regime. We zouden momenteel getuige zijn van een gewijzigde strategie van dit regime. Deze theorie komt r op neer dat het regime de geografische opdeling van Syrië voorbereidt. In de geordende terugtrekking van het Syrische leger uit Palmyra wordt een bevestiging gezien van deze theorie. Het Syrische regime heeft bijna 70 procent van zijn grondgebied verloren, maar in de 30 procent die het nog controleert woont wel 70 procent van de Syriërs. Het is de strook land die loopt van Damascus in het zuiden naar de kuststeden Latakia en Tartous in het westen.

Er zijn inderdaad aanwijzingen dat het Syrische leger momenteel wordt samengetrokken in dit gebied en volgens de Syrische activist Maythan Manna zou dit gebeuren op advies (of bevel?) van Iran. Syrische generaals zouden in Teheran de boodschap hebben gekregen om hun beleid te veranderen en nog uitsluitend strategisch belangrijke gebieden te verdedigen. De Syrische rompstaat die aldus zou ontstaan geeft Iran bovendien strategisch diepte omdat het gebied direct grenst aan de Libanese Bekavallei, waar Hezbollah actief is. Rusland op zijn beurt kan via de haven van Tartous het regime van wapens blijven voorzien.

Als deze theorie waar is, dan zou de rest van Syrië dus veranderen in het ”wilde oosten” waar gewapende milities, al-Qaida en IS de dienst uitmaken met helemaal in het oosten nog een Koerdische enclave die waarschijnlijk voortdurend zal worden aangevallen door jihadisten. In deze regio zullen het islamitisch emiraat van al-Qaida en het kalifaat van IS verder groeien. Voor het Assadregime zal dit echter niet langer een Syrisch probleem zijn. Het is het probleem geworden van de rest van de wereld.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer