LPF met Cliteur eens over Grondwet
LPF-leider Herben is het volledig eens met de liberale rechtsfilosoof Cliteur dat de godsdienstvrijheid uit de Grondwet moet worden geschrapt. Zelf gaat Cliteur alweer een stap verder, door te pleiten voor een nieuw grondwetsartikel dat de scheiding tussen kerk en staat -en liefst ook tussen religie en moraal- moet waarborgen.
Herben en Cliteur spraken zaterdag in Rotterdam bij de opening van de Prof. Dr. W. S. P. Fortuynstichting, het wetenschappelijk instituut voor de LPF. Het thema van die bijeenkomst -normen en waarden in een verweesde samenleving- bracht beide sprekers al snel bij de opkomst van de islam in Nederland. Herben: „De moderniteit heeft het christendom ontdaan van zijn fundamentalistische trekken, maar vindt nu een tegenstander van formaat in de politieke islam.”
Die moderniteit vormt volgens Herben het hart van de westerse beschaving en verdient daarom bescherming. Een voor een somde hij de „negen kernwaarden van moderniteit” op die Fortuyn in zijn boeken onderscheidde, zoals scheiding tussen kerk en staat, gelijkwaardigheid van man en vrouw en vrijheid van meningsuiting. „Gelukkig hij die Pim Fortuyn heeft gelezen. Hoe sterk sta je anders als je ontkerkelijkt bent en ook niets meer ziet in socialisme of liberalis- me?”
Want daar ligt volgens Herben een belangrijk intern probleem van de westerse cultuur: „Er is nog maar weinig wat ons bindt, zelfs God en Oranje niet meer. We zijn de secularisering en de ontzuiling voorbij. De grote vraag is nu: wat geven wij door aan onze kinderen en aan nieuwkomers in de samenleving?” Het zicht op de kernwaarden moet worden versterkt, aldus Herben. Hij nam het VVD-voorman Zalm kwalijk dat die in dit verband ooit sprak van „tegeltjeswijsheden.”
Herben viel rechtsfilosoof Cliteur volledig bij in diens pleidooi -morgen in een nieuw boek en afgelopen zaterdag al in deze krant- voor het schrappen van de godsdienstvrijheid uit de Grondwet. Ook de LPF-leider vindt dat dit recht, als moeder van andere vrijheidsrechten, zichzelf overbodig heeft gemaakt. Ieder heeft nu vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en vergadering en recht op privacy. Extra bescherming voor godsdienstige overtuigingen is niet meer nodig.
Met plezier incasseerde Herben op zijn beurt bijval van Cliteur voor het LPF-standpunt dat de scheiding tussen kerk en staat moet worden opgenomen in de Grondwet. Cliteur suggereerde daar nog aan toe te voegen de door hem altijd sterk bepleitte scheiding tussen moraal en religie. Hij zei het eens te zijn met Fortuyns analyse dat in elk geval de islam dit onvoldoende doet doordat die religie „niet door de Verlichting is heengegaan en dus het contact met de moderne wereld mist.”
Cliteur kreeg echter weerwerk van directeur Spruyt van de conservatieve Edmund Burke Stichting. Ook die beschouwt de combinatie van een zwakke politieke cultuur en de hoge instroom van moslims als bedreiging voor de westerse beschaving. Maar daartegenover bespeurt hij een „onterechte tendens om religie voor te stellen als een bron van alle kwaad.”
In dat verband refereerde hij aan een recente uitspraak waarin Cliteur zelfs dierenmishandeling koppelt aan religie. „Ik denk dat je zoiets vooral zegt als je slecht geïnformeerd bent”, aldus Spruyt. Het manco is dat veel a-religieuzen ook christendom en Jodendom verdenken van een politieke drang om religieuze moraal dwingend op te leggen. Volgens Spruyt is niets minder waar. „Jezus was de eerste secularist. Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld, zei Hij. Het willen afzien van het vertalen van jouw geloof in burgerlijke wetgeving is een kenmerkend onderscheid met de islam.”
Ook minister Donner van Justitie, die het eerste congres van de Fortuynstichting mocht openen, had nog wel een denkduwtje voor de aanwezige LPF’ers. Sprekend over waarden en normen kwam hij uit bij de maatschappelijke waarde van taboes. Volgens hem zijn dat „door schade en schande opgekomen leefregels” die vreedzaam samenleven mogelijk maken te midden van alle verscheidenheid in personen en opvattingen. „Maatschappelijke taboes zijn er niet om doorbroken te worden.”
Donners zorg is dat Nederlanders zo langzamerhand „een gevaarlijk soort radicalen” zijn geworden „als ze hun mond opendoen. Er is een geest vaardig geworden over het publieke debat die niet goed is. Iedereen moet alles kunnen zeggen en taboes moeten doorbroken worden. Op ondoordachte wijze dreigen we zo onze echte vrijheid te verliezen. De vrijheid om gemeenschappelijk onze toekomst te bestemmen, hangt af van het vermogen om samen te werken ondanks alle verscheidenheid.”