„Levensloopdiscussie op werkvloer laten”
Het kabinet moet volgens het CNV werkgevers en vakbonden de ruimte geven om zelf de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te vergroten.
Volgens de christelijke vakcentrale kunnen sociale partners zelf per sector of per bedrijf heel goed afwegen of er spaarregelingen voor werknemers nodig zijn voor vroegpensioen en andere ”levensloopzaken”, zoals zorgverlof, kinderopvang en scholing.
Het CNV vreest voor onrust op de werkvloer, omdat het kabinet het werknemers fiscaal onaantrekkelijker wil maken om voor hun 65e jaar te stoppen met werken. „Het resultaat mag niet zijn dat generaties werknemers tegen elkaar worden uitgespeeld”, waarschuwde de vakcentrale vandaag bij de presentatie van het ”CNV 10-puntenplan VUT, prepensioen en levensloop”.
Het kabinet pleit voor de invoering van een zogeheten levensloopregeling, waarmee werknemers al werkende sparen voor vrije tijd, zorgverlof en voor zaken als scholing en kinderopvang. Daarvoor wil de regering op de lange termijn structureel 600 miljoen euro per jaar uittrekken.
In het Najaarsakkoord hebben werkgevers- en werknemersorganisaties met het kabinet afgesproken dat zij het in april eens moeten worden over hoe en waarvoor werknemers vanaf 1 januari 2006 nog kunnen sparen in de nieuwe regeling. De sociale partners zouden graag zien dat ook de gelden voor het spaarloon beschikbaar komen. Dat zou ongeveer een verdubbeling van het budget voor levensloop betekenen.
Volgens het CNV moeten de kaders voor collectieve vroegpensioenregelingen en de opbouw van individuele levenslooprechten landelijk worden vastgesteld. De invulling moet echter op bedrijfs- en sectorniveau gebeuren. Daarbij stelt de vakcentrale als voorwaarde dat pensioenfondsen, die veelal worden bestuurd door sociale partners, de nieuwe levensloopregeling kunnen uitvoeren. Ook moet een werknemer de mogelijkheid hebben om opgebouwde rechten in de levensloopregeling te gebruiken voor het prepensioen.
Vooral werknemers die fysiek zware arbeid verrichten, moeten volgens het CNV de keuze blijven houden om vanaf 60 jaar vervroegd te kunnen uittreden. Daarom zou de overheid collectieve afspraken tussen werkgevers en vakbonden zowel over vroegpensioen fiscaal aantrekkelijk moeten maken, in vormen als CAO-afspraken over kinderopvang, zorgverlof, sabbatical en scholing als over spaarregelingen voor bijvoorbeeld een hoger pensioen of de aankoop van een huis.