Geestelijke groei; vooral groei van het Woord
Het thema ”geestelijke groei” geniet een behoorlijke populariteit. Wie in een christelijke boekhandel naar titels over dit thema zoekt, vindt al spoedig iets van zijn gading. Daarbij blijkt het aanbod nogal divers te zijn. Zo zijn er populaire werken die een complete methode bevatten hoe een christen kan groeien in geloof en liefde. Er zijn ook wat steviger theologische werken die soms meer kritisch op de zojuist genoemde geschriften ingaan.
Nu heeft het woordveld ”groeien” in de Bijbel een brede reeks betekenissen. Het kan uiteraard letterlijk betekenen dat gewassen of ook mensen groeien (Job 8:11; Lukas 1:80; Lukas 2:40). Maar meestal slaat het, met name in het Nieuwe Testament, toch op de geestelijke groei van gelovigen persoonlijk (Johannes 15:1vv.), of van de gemeente. Bij dat laatste kan het dan zowel gaan om inwendige geestelijke groei van de gemeente (Efeze 4:15vv.; Kolossenzen 1:5v.), als om getalsmatige groei. Deze wordt namelijk in de Bijbel ook nadrukkelijk als een vrucht van het verkondigde Woord gezien (Handelingen 6:7; 12:24; 19:20).
Elk groeiproces heeft een begin. Zo is het in het gewone leven: het zaad moet in de aarde gezaaid worden, wil het ontkiemen en vrucht gaan dragen. Een baby moet geboren worden voordat hij of zij zelfstandig begint te leven en te groeien. Zo heeft ook het geestelijk leven een begin. Dat kunnen we in het licht van de Schrift met verschillende woorden aanduiden: wedergeboorte (Johannes 3:3vv.), levendmaking (Efeze 2:1vv.), de (eerste) bekering; of het komen tot geloof.
Dat begin is er niet automatisch, al komt het laatstgenoemde woord in de Bijbel wel voor. De Heere Jezus noemt het in een minder bekende gelijkenis. Het Koninkrijk van God wordt daar vergeleken met een boer die zaad zaait op zijn akker. Daarna gaat het ritme van dag en nacht gewoon door: hij gaat naar bed, staat op, eet en doet zijn werk. Maar ondertussen begint het zaad te ontkiemen, groeit op en hij weet zelf niet hoe. „Want de aarde brengt vanzelf (automatè staat er in het Grieks; daarvan is ons woord ”automatisch” afgeleid) vruchten voort; eerst het kruid, daarna de aar, daarna het volle koren in de aar” (Markus 4:28). Dit proces mag echter niet opgevat worden in de zin waarin wij het woord ”automatisch” gebruiken. Het gaat hier veelmeer om de onnaspeurlijke, voor ons verborgen werking waardoor de Heilige Geest het verkondigde Woord zegent (zie ook Johannes 3:8).
Ook uit andere Bijbelse gegevens is duidelijk dat de Heilige Geest in het bijzonder het Woord gebruikt om soeverein en genadig het nieuwe leven te bewerken in de harten en levens van zondige mensen (zie onder meer 1 Petrus 1:23). Door het Woord voedt Hij het nieuwe leven ook, zodat het groeit, opbloeit en vrucht draagt (1 Petrus 2:2-3).
Een Bijbelse visie op geestelijke groei vraagt dus niet allereerst dat wij in onszelf gaan speuren naar geestelijke groei of naar geestelijke vruchten. Integendeel, wij dienen eerst de vraag te stellen wat het Woord van God uitwerkt in ons leven en of wij bij het Woord leven. Dat bedoelt zeker ook de kernachtige scharniertekst in het boek Handelingen te zeggen: „Alzo wies (of groeide) het Woord” (Handelingen 19:20). Geestelijke groei is allereerst de groei van het Woord in ons en de vrucht daarvan in ons leven.
Diepte
Maar als het goede zaad van het Woord in de prediking gezaaid wordt, ontkiemt het niet altijd. De Heere Jezus heeft dat fundamenteel aan de orde gesteld in de gelijkenis van de zaaier (Mattheüs 13:1-23; Markus 4:1-20; Lukas 8:4-15. vgl. ook Johannes 15:6; Dordtse Leerregels, hoofdstuk III/IV, paragraaf 9). Hij maakt duidelijk hoe het zaad ook op verkeerde plaatsen terecht kan komen en daardoor geen kiemkracht blijkt te hebben. Zodoende groeit het niet echt en blijft zonder vrucht.
De prediking kan bijvoorbeeld afketsen op een hard en ongevoelig hart. In dat geval laten we van alles over het platgetreden pad van ons innerlijk lopen: zondige verlangens, onverschilligheid, ongeloof en wat al niet meer. Maar er is geen opening en geen ruimte voor het Woord. Het laat ook geen enkele indruk na (Markus 4:15; Lukas 8:12).
Bij anderen heeft de prediking wel enig effect. Het raakt hen emotioneel heel diep: zij ontvangen het zelfs ”met blijdschap”. Maar de emoties ebben al spoedig weg. Waarom? Het zaad heeft niet echt wortel geschoten en de indrukken van het Evangelie bleven aan de oppervlakte. Dat blijkt als er strijd, tegenkanting of verdrukking op afkomt. Zij verdrijven de religieuze gevoelens zoals de wind de rook uiteenjaagt (Mattheüs 13:20v.).
Het kan nog anders: het zaad ontkiemt wel, maar de kiemen worden doodgedrukt door de doornen die nog in de aarde zitten. Wat wordt met die ”doornen” bedoeld? Een materialistische levensinstelling, waarbij alles draait om geld en goed, om carrière en om geluk in het hiernumaals. Die mammon verstikt de levende verkondiging van het Woord in ons binnenste en bezorgt ons geestelijke ademnood.
De gemeenschappelijke factor bij deze drie soorten grond is dat het zaad niet kan groeien in de diepte. Het is niet echt diep verworteld in de Schriften en in de geestelijke kennis van God, van onszelf en van Christus. Want alleen dan kan het echt groeien, bloeien en rijke vrucht dragen. De dringende vraag die overblijft is deze: Wat doet het Woord bij ons? Doet het zijn werk in de diepte (Luther) en draagt het daarom vrucht?
Hartsgeheim
De kern van alle echt geestelijk leven is door het geloof gemeenschap hebben met Jezus Christus als Zaligmaker van zondaren en met Hem verbonden blijven. Een wel heel centrale tekst is in dit verband Johannes 15:1vv., waar Jezus onder meer zegt: „Ik ben de ware wijnstok, en Mijn Vader is de Landman. Alle rank die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en alle rank die vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage. Gijlieden zijt nu rein om het Woord dat Ik tot u gesproken heb. Blijft in Mij, en Ik in u. (…) Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen.”
Het beeld is wederzijds. Christus moet bij en in de Zijnen blijven. Dat ziet vooral op de belofte van Zijn genade en nabijheid. Maar de gelovigen moeten ook bij en in Hem blijven. Gezien het tekstverband slaat dat vooral op het blijven bij Zijn Woorden. Het gaat om een innige verbondenheid van Christus met de Zijnen, die van hun kant bepaald wordt door waarachtig geloof, vaste hoop en vurige liefde.
Met enige nadruk noem ik deze drieslag: geloof, hoop en liefde (vgl. 1 Korinthe 13:13). Soms wordt namelijk in geschriften over de geestelijke groei al te snel verwezen naar de reeks vruchten van de Geest die Paulus in Galaten 5:22 opsomt: „Liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid.”
Nu zal niemand die bij het Woord wil leven iets van deze woorden willen afdoen. Toch is het van belang om te benadrukken dat deze vruchten alleen groeien en bloeien in de bedding van de bekering en van het geloof dat zijn kracht put uit Christus, Die de ware Wijnstok is. Fraai komt dat uit in het oude lied dat een bewerking is van Johannes 15:
Laat me in U blijven, groeien, bloeien,
O Heiland die de Wijnstok zijt!
Uw kracht moet in mij overvloeien,
Of ’k ben een wis verderf gewijd.
Doorstroom, beziel en zegen mij,
Opdat ik waarlijk vruchtbaar zij!