Hemels zicht
Openbaring 7:9a
„Na dezen zag ik, en zie, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie en geslachten en volken en talen.”
Johannes zag de schare: „Na dezen zag ik, en zie, een grote schare, die niemand tellen kon.” Het is mogelijk dat er een kleine tussentijd geweest is tussen dit en het voorgaande, of dat het ene op het andere onmiddellijk is gevolgd. Het ene is in de Openbaring aan Johannes niet voorbij, of het andere volgt. Het is een wonderlijke samenvloeiing van hemelse openbaringen. Het was iets buitengewoons. Zo is de gewone weg van God met Zijn kinderen niet. Buitengewone genietingen en openbaringen zijn gewoonlijk niet algemeen. De hemel komt niet dikwijls op de aarde. Bruiloftstijd en hemelse banketspijs komen slechts nu en dan voor. Paulus werd maar één keer opgetrokken in het paradijs, zie 2 Korinthe 12.
Deze openbaring aan Johannes werd hem gegeven door middel van zijn gezicht, dus door zijn ogen: „Na dezen zag ik.” Het aantal van de verzegelden uit de twaalf stammen van Israël had hij gehoord. Het schijnt dat dit hem begerig gemaakt heeft om het wat nader te zien. Nu ziet hij het. Zien gaat boven horen. Dit zien dient hier dus tot nadere verzekering van Johannes. Door horen en zien leidt de Heere Zijn volk in de tijd op de aarde. Door de prediking van het Evangelie doet Hij hen horen, in de sacramenten doet Hij hen zien. Het is opmerkelijk: zien zal op horen volgen. Straks zien van aangezicht tot aangezicht!
Abraham Hellenbroek,
predikant te Rotterdam
(”De Bijbelse keurstoffen”, 1738)