Commentaar: Kerk heeft toekomst door prediking en pastoraat
De Protestantse Kerk in Nederland heeft vrijdag haar voorjaarssynode afgesloten. De vergadering van de synode van de grootste protestantse kerk in ons land stond in het teken van de toekomst. De synodeleden bespraken een rapport over mogelijke veranderingen in de organisatiestructuur van de kerk en ze discussieerden over de uitkomsten van een groot onderzoek dat op internet is gehouden. Zo’n 18.000 mensen hebben die enquête ingevuld. Daarnaast nam de synode een notitie aan die de dialoog tussen de Protestantse Kerk en de pinksterbeweging een stap verder moet brengen.
Wat die besprekingen over de toekomst van de PKN betreft: die zijn niet uit luxe geboren. De Protestantse Kerk verliest tienduizenden leden per jaar. Aan vergrijzing en aan kerkverlating. Steeds moeilijker wordt het om alle functies in de kerk, in kerkelijke vergaderingen en commissies te bemensen. De voorgestelde scenario’s zijn daarom ingrijpend. Moeten de 75 classes die de Protestantse Kerk kent misschien helemaal worden afgeschaft? Dat zou een zeer vergaande stap zijn. Want hoewel heel veel mensen niet weten wat de classes doen en ze daarom snel willen afschaffen, zijn deze organen wel belangrijk voor het kerkelijk gebinte. Classes zijn geen tussenschotjes maar dragende muren in de kerkelijke structuur.
Ook onder de respondenten van de enquête is, opvallend genoeg, maar een derde voor het afschaffen van de classes. Toegegeven: nogal wat mensen hebben geen mening over de toekomst van de classes, simpelweg omdat ze niet weten waar de classis voor dient. Toch is het een teken voor de kerkelijke leiding om niet ten einde toe het mes te zetten in een tussenorgaan dat in tal van zaken een uiterst belangrijke link is tussen het grondvlak en de synode.
De enquête zou ook uitwijzen dat nogal wat respondenten willen dat de kerk vernieuwt. Vooral randkerkelijken zeggen weer terug te keren naar de kerk als bijvoorbeeld de liturgie op de schop gaat. Het is overigens maar helemaal de vraag of ze dat ook werkelijk doen of dat ze toch een reden bij de kerk zoeken voor hun randkerkelijkheid.
Opvallend –en bemoedigend– is dat een overgrote meerderheid van de respondenten van de enquête eredienst en pastoraat als de kerntaken van de kerk ziet. De kerk wordt dus, ook door randkerkelijken, direct verbonden met de prediking van het Evangelie en de dienst van de barmhartigheid. Dat is in een tijd van vergaande individualisering en ontkerkelijking, waar de psycholoog maar al vaak op de lege stoel van de pastor moet gaan zitten, een vermelding waard. Natuurlijk moeten kerken in een tijd van krimp nadenken over de kerkelijke organisatie. En natuurlijk moet er nagedacht worden over het betaalbaar houden van de huisvesting van de plaatselijke gemeente. Maar vóór alles zijn kerken de plaatsen waar het Evangelie van Jezus Christus, de Bijbelse boodschap van zonde en genade, klinkt en moet klinken. En de kerk is hét instituut dat in Gods Naam hulp verleent aan iedereen die vermoeid en belast is. Op welke manier en in welk verband dan ook.
Kerken die zo preken en praten, hebben toekomst. Sterker: dé toekomst is aan hen. Alle krimp ten spijt.