Zekerheid
Jesaja 1:18
„Komt dan en laat ons tezamen rechten, zegt de Heere; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.”
Ik zal met Mijn Naam Jehovah bekend zijn. Daarom, hoewel Hij eerst had gezegd dat Hij geen weg wist met hun offers, zegt Hij in het zestiende vers: „Wast u, reinigt u”, maar Hij geeft in de tekst Zijn woord en Zijn eigen grote Naam als zekerheid van hun reiniging. Nu, indien u op het bevel en op de noodzaak let, zult u daarin de volgende leer vinden. Op voorwaarde dat enig gruwelijk zondaar zijn weg en zichzelf aan God wil onderwerpen, die mag vrijmoedig komen en zal toegang tot Hem hebben. „Laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwade geweten, en het lichaam gewassen zijnde met rein water.” En: „In Dewelke wij hebben de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen, door het geloof aan Hem.” En deze woorden: „Op welke ook u medegebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.” Indien enig zondaar, hoe groot zijn schuld ook is, zich aan Hem onderwerpt, dan mag hij met vrijmoedigheid komen en toegang tot God ontvangen. De reden daarvan is: indien eens de ziel komt en zich aan God onderwerpt, dan verkrijgt hij volledig recht en aanspraak op de hemelse erfenis. Dit zegt het Woord: „Maar u bent gekomen tot de berg Sion en de stad des levenden Gods, tot het hemelse Jeruzalem…” (Hebreeën 12).
William Guthrie, predikant te Fenwick
(”In tijden van vervolging”, 1779)