Bankkantoor verdwijnt, klant regelt zaken voortaan online
De banken verdwijnen uit het straatbeeld. In rap tempo hebben ze kantoren gesloten en het einde is wat dat betreft nog niet in zicht. Om de simpele reden dat de klanten zich niet meer bij de balie melden. Zij regelen hun financiële zaken voortaan via de computer en de smartphone.
Bank verdwijnt uit straatbeeld
Dankzij de moderne technologie hebben de meeste mensen vandaag de dag de bank overal en altijd binnen handbereik, op de pc, de tablet of het mobieltje. Even binnenlopen bij een kantoor, dat hoeft niet meer. Daarom worden er steeds meer gesloten.
Bij de Rabobank, die propageert dicht bij de bevolking te staan en te willen participeren in de lokale gemeenschappen, zijn de ingrepen het meest drastisch. In het verleden telde het coöperatieve concern meer dan 1400 filialen, eind vorig jaar waren het er nog 547 en de bedoeling is dat er uiteindelijk slechts 400 overblijven.
ABN AMRO beschikte ultimo 2011 over 470 kantoren. Afgelopen november, toen er al was ingekrompen tot zo’n 300, kondigde het bestuur een verdere reductie aan met nog eens rond de 100 stuks. Onder de drie grote banken in ons land hield alleen ING –althans als we praten over de meest recente jaren– het aantal nagenoeg stabiel, op ongeveer 260.
In een eerder stadium had een concentratiegolf binnen de sector al gezorgd voor minder fysieke aanwezigheid van de diverse marktpartijen. Zo werden ABN AMRO en Fortis in elkaar geschoven. ING Bank en de Postbank gingen ook samen verder; in 2009 kwam er een einde aan laatstgenoemde merknaam. Later lijfde Rabo de vooral in het noorden actieve Friesland Bank in.
Een willekeurig voorbeeld van de inkrimping van het aantal bankkantoren. In Noord-Brabant, in de regio Altena, met circa 50.000 inwoners, opereert de Rabobank vandaag de dag met nog drie gebouwen, in Almerk, Werkendam en Wijk en Aalburg, terwijl het gebied twintig dorpskernen omvat. In het verleden hadden die allemaal ten minste één kantoor binnen hun grenzen. „We konden op zeker moment echter niet anders dan concluderen dat het handhaven van die situatie niet meer rendabel was”, zegt directeur René van Zijl van Rabobank Altena. „Met het huidige netwerk kunnen we de klanten optimaal bedienen, je kijkt wat hun behoefte is.”
Toch lopen er nog altijd rekeninghouders binnen voor enige vorm van traditionele dienstverlening. Van Zijl: „Jazeker, soms komen ze met heel basale vragen. We helpen die mensen graag, we jagen hen zeker niet de bank uit. Maar we wijzen hen wel op de mogelijkheden van internet en we bieden cursussen aan voor senioren om die met dat intermediaire kanaal vertrouwd te maken; want dat zijn degenen om wie het meestal gaat.”
Rob Vos van ouderenbond Unie KBO benadrukt dat die groep best nog groot is. „We praten over 1,2 miljoen personen in ons land zonder internetverbinding. We overleggen daarover met de banken en daarbij houden we ze voor: let op de burgers die niet meekunnen in het digitale tijdperk.”
Kentering
Wat verder terug in de geschiedenis, in de jaren zestig van de vorige eeuw, tekende zich de omgekeerde trend af. Het loonzakje verdween, werknemers ontvingen hun salaris voortaan langs girale weg. Die maatschappelijke ontwikkeling dwong de financiële bedrijven ertoe meer faciliteiten te bieden op het terrein van het betalingsverkeer. Toen verschenen mensen juist steeds vaker bij het loket van de bank, om hun portemonnee te vullen met munten en biljetten of het bedrag van een openstaande rekening te laten overschrijven.
Onder invloed daarvan werd het kantorennetwerk uitgebreid. De bank kreeg een prominentere en een meer zichtbare plaats in de samenleving. Hij behoorde bij het dagelijks leven, had dezelfde positie als de kruidenier en later de supermarkt: iedereen moest er regelmatig zijn.
De doorbraak van de pinautomaat, in de jaren negentig, stelde dat beeld al bij. Daarna zorgde de intrede van eerst internet en later de smartphone voor een totale kentering. De digitale revolutie zet ook de financiële wereld op z’n kop. Het gedrag van de consument verandert ingrijpend. Hij handelt steeds meer zaken online af. Onder invloed daarvan veranderen de aanbieders mee.
De virtuele dienstverlening rukt op, met behulp van onder meer e-mail en de app. Achmea bijvoorbeeld, een van de grootste verzekeraars in Nederland, introduceerde in 2014 maar liefst twaalf app’s. Het probeert via die kanalen de contacten met de klanten te onderhouden. Heb je een schade te melden, dan kan dat via een app, eventueel met foto’s erbij. Het betreft weliswaar een onpersoonlijke benadering, maar wel een efficiënte; ze vergt minder tijd aan beide kanten.
De jaren dat je in elk dorp een bankkantoor aantrof, zijn voorbij. Er komen te weinig bezoekers, ze jagen de betrokken onderneming alleen maar op kosten: van het pand en van de bemensing daarvan. Vanuit bedrijfseconomisch oogpunt zijn sluitingen onvermijdelijk.
In sommige afgelegen gebieden worden zelfs ook de geldautomaten weggehaald. Dat aantal servicepunten vermindert eveneens. De Rabobank had er in 2010 bijna 3000, nu zijn dat er nog zo’n 2300.
Zichtbaarheid
Locatus, dat als onafhankelijke organisatie informatie verzamelt over winkels en consumentgerichte bedrijven, verwacht dat het afstoten van kantoren voorlopig doorgaat. Gertjan Slob, hoofd onderzoek: „De banken zullen in de toekomst op een beperkt aantal locaties in de grotere steden wel wat filialen openhouden, maar dat doen ze dan vooral uit marketingoverwegingen: de aanwezigheid, de zichtbaarheid, de naam in de binnenstad handhaven. En verder is het voor sommige, wat meer ingewikkelde zaken natuurlijk toch wel prettig als je face to face iemand kunt spreken. Dus je ziet dat bij regiokantoren, waar het personeel werkt, die mogelijkheid blijft bestaan, dat iemand op afspraak daar met een medewerker om de tafel kan zitten.”
Slob denkt dat er misschien in de periferie, in Groningen, Friesland en Zeeland, ook wel alternatieven komen. „Ik kan me voorstellen dat er één keer per week een bus langskomt, een soort SRV-wagen van de bank.”
RegioBank roeit tegen de stroom in
Bank in de buurt, lokale verbondenheid, dichtbij, persoonlijk contact: het zijn woorden in de omschrijving van de missie van RegioBank. Terwijl de grootbanken veel kantoren sluiten, wil deze kleine speler juist overal in Nederland op korte afstand van de consument aanwezig blijven. Een tegengeluid in de markt.
„Wij stellen persoonlijke dienstverlening centraal”, zegt directievoorzitter Hans van den Bor van RegioBank. „Het bijzondere is dat onze klanten een keuze hebben. Zij kunnen hun zaken zelf regelen, thuis met internet of onderweg met de mobiele app –die mogelijkheden hebben we allemaal– maar ze kunnen ook bij het kantoor in de buurt terecht.
In veel dorpen mis je vandaag de dag de faciliteit van een bank. Dat is slecht voor de lokale economie, want het tast het voorzieningenniveau aan, en het ontneemt mensen die dat wensen de optie van persoonlijk contact. Wij volgen die trend niet, wij roeien tegen de stroom in.”
Contant geld
RegioBank is sinds 2007 onderdeel van SNS. Voor die tijd viel het onder de paraplu van ING. Het hoofdkantoor, met ongeveer zeventig werknemers, zetelt in dat van het huidige moederbedrijf, in Utrecht. De onderneming richt zich op de consument, de kleine mkb’er en de zzp’er. Ze beschikt over 535 kantoren. In de toekomst is ze daarmee de bank in ons land met het grootste aantal. In de vier grote steden is RegioBank niet vertegenwoordigd. „Daar zie je toch vaker dat mensen anonimiteit op prijs stellen”, licht Van den Bor toe. Het productenpakket omvat betalen, sparen en hypotheken; geen zakelijke kredietverlening.
De vestigingen zijn ondergebracht bij zelfstandige financiële dienstverleners die het werk combineren met veelal een assurantie- of administratiekantoor. „Ze voldoen aan alle eisen, ze leveren kwaliteit. Wij leiden hen op voor de bankproducten. En ze leggen de bankierseed af –tegenwoordig is dat trouwens verplicht– omdat wij graag beantwoorden aan de hoogste ethische kwalificaties.” Op bancair gebied verkopen ze alleen producten van RegioBank. De optelsom van hun activiteiten op een bepaalde locatie maakt het uit kostenoogpunt mogelijk deze service dicht bij de klant overeind te houden.
Volgens Van den Bor is er nog volop behoefte aan persoonlijk contact. „Veel zekerheden zijn de laatste jaren onder druk komen te staan, denk aan de oudedagsvoorziening, de zorg, de waardeontwikkeling van de woning, de studiekosten van de kinderen. Daarover willen mensen graag af en toe eens praten met iemand die hen kent, die hen begrijpt, voor wie ze geen nummer zijn, die letterlijk en figuurlijk hun taal spreekt en die uiteraard verstand heeft van financiële zaken.”
Je zou verwachten dat het vooral ouderen zijn die zich prettig voelen bij RegioBank. Maar dat beeld klopt niet, benadrukt de directievoorzitter. „Nee, heel frappant, ons klantenbestand is een dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking, qua leeftijd, maar bijvoorbeeld ook qua inkomenshoogte. Je vindt bij ons jong en oud. Ook het aantal jongeren dat bij ons bankiert, vertoont groei. Het gaat om mensen die ontzorgd willen worden.
Wat ook meespeelt, is dat steeds meer onder consumenten het gevoel leeft dat ze graag aansluiten bij een bank zonder poespas en fratsen. Ze zijn alle gedoe gewoon beu. We zien vooral de laatste tijd veel mensen overstappen in onze richting. We groeien echt flink.” In 2014 nam het aantal klanten met 10 procent toe tot ongeveer 550.000.
Bij meer dan de helft van de kantoren bestaat nog de mogelijkheid om contant geld op te halen, niet uit de automaat, maar aan de balie. Daar is nog een echte kas. „Let wel, de meeste transacties vinden nog altijd plaats met munten en bankbiljetten. Die blijven een grote rol spelen, in de winkel, de horeca, op de markt.” Tegen die achtergrond hecht RegioBank ook aan het behoud van geldautomaten in de dorpen.
SPAR
RegioBank is onlangs samenwerking begonnen met supermarkt SPAR, met de bedoeling om in sommige van die winkels een servicepunt in te richten dat enkele dagdelen in de week open is. De eerste proef loopt in Bleskensgraaf, in de Alblasserwaard.
Van den Bor: „Er is heel veel Nederland buiten de grote steden, maar in tal van die gebieden, de zogeheten krimp- en anticipeergebieden, kampen ze met leefbaarheidsproblematiek. Het voorzieningenniveau zakt er terug, doordat de bakker, de slager, de bibliotheek en ook de bank er verdwijnen. Aan dat laatste proberen wij iets te doen en in dat kader past de samenwerking met de SPAR. We streven ernaar met elkaar de leefbaarheid te faciliteren. Wij bieden de burgers die er wonen de aanwezigheid van de bancaire basisvoorzieningen; en ze kunnen er een afspraak maken voor een gesprek, als het gaat om meer ingewikkelde zaken, op een kantoor of aan huis.”