Binnenland

Tambora maakte rijken arm en armen rijk

De gevolgen van de gigantische uitbarsting van de Tambora in Indonesië op 10 april 1815 gingen ook een deel van het voorgeslacht van amateur-genea­loog A. van den Ham niet voorbij. De boerenfamilies in de omgeving van Zwartebroek kregen onder meer te maken met een dramatische daling van de waarde van hun onroerend goed.

A. van den Ham
17 April 2015 22:22Gewijzigd op 15 November 2020 18:17
Boerderij de Belleman bij Zwartebroek. beeld A. van den Ham
Boerderij de Belleman bij Zwartebroek. beeld A. van den Ham

Omstreeks 1800 leefden er in Zwartebroek –tussen Barneveld en Nijkerk– drie vooraanstaande boerenfamilies. Ze waren rond 1700 als het ware uit het niets opgedoken en bezittingen hadden ze niet. Het ging hun van 1750 tot 1800 behoorlijk voor de wind. De prijzen van landbouwproducten stegen in die periode met meer dan de helft, terwijl de lonen voor arbeiders daalden.

Naast hun landbouwbedrijf handelden ze in landbouwproducten en voedingsmiddelen. Dat bracht flink wat geld in het laatje. Ze belegden dat in boerderijen en grond. Een van de echtparen, Hendrik Cortus en zijn vrouw, liet hun kinderen na hun overlijden in 1790 maar liefst acht boerderijen na. Ook zoon Hendrik (Hendrik Cortus II) ging het voor de wind. Toen hij in 1811 overleed, hadden hij en zijn vrouw zeven boerderijen nagelaten aan hun vier kinderen.

Door hun rijkdom kregen de drie families plaatselijk veel invloed. Ze huwden geslachtenlang onderling, zodat al het bezit in de familiekring behouden bleef. Het was de gouden eeuw van deze families.

Maar dat veranderde. Tien jaar na het overlijden van Hendrik Cortus II stierf ook zijn vrouw. 
De prijzen van het onroerend goed bleken toen zo’n 20 procent in waarde te zijn gedaald ten opzichte van 1811. Zowel de landbouw als de handel verliep minder florissant. De vraag dringt zich op wat daar de oorzaak van was.

Tambora-effect

Een van de redenen was het continentaal stelsel van Napoleon. Ook had de familie Cortus in 1810 en 1811 te kampen met misoogsten. Maar dat verklaarde de waardedaling van het onroerend goed onvoldoende. Een toespraak van de voormalige Amerikaanse presidents­kandidaat Al Gore enkele jaren geleden leverde mij een nieuw gezichtpunt op: 1816 was een jaar zonder zomer.

Een jaar eerder, op 10 april 1815, had de grootste vulkaan­uitbarsting sinds mensenheugenis plaatsgehad, die van de Tambora op het Indonesische eiland Sumbawa. Deze had een nog groter effect op de landbouw en de handel. De gemiddelde temperatuurdaling –2 à 3 graden lager dan normaal– geeft niet direct de indruk van een ramp. Maar dat het op cruciale momenten voor de gewassen periodiek te koud was, had wel dramatische gevolgen. In de zomer vroor het in Nederland, ook regende en sneeuwde het flink. Niet alleen in 1816 en 1817, tot in 1825 wisselden misoogsten (na-ijling van het Tambora-effect) en grote oogsten (lage prijzen) elkaar af.

Wanneer een slechte periode kon worden overbrugd, was dat nog overkomelijk geweest . Maar er speelden meer factoren een rol. De familie van de vrouw van Hendrik Cortus II was erg gevoelig voor tbc, vroeger tering genoemd. Die vatbaarheid bleek erfelijk: ze gaf deze door aan een deel van haar nageslacht. Daardoor overleden enkele kinderen en kleinkinderen al voor hun (groot)ouders.

Een aantal minderjarigen werd daardoor erfgenaam. Dat maakte de verdeling van het onroerend goed in 1825 erg ingewikkeld. Juist voordat het met de landbouw en de prijzen weer wat beter begon te gaan, zag de familie geen kans meer om de bezittingen te behouden. Die moesten worden verkocht tegen de toen gangbare lage prijzen. De nieuwe eigenaars voeren daar, achteraf gezien, wel bij. Maar met het bezit en de invloed van het nageslacht van Hendrik Cortus II was het na 1825 gedaan.

In mijn voorgeslacht kwam ook ene Van de Pol voor, die eveneens door de gevolgen van de Tambora-uitbarsting werd getroffen. Deze Van de Pol had in 1810 een boerderij in Zwartebroek gepacht. In 1817 kon hij de pacht niet meer betalen, vertrok van zijn boerderij en werd kanonnier in het leger. Vrijwel zeker was dit een direct gevolg van de misoogsten van 1816 en 1817.

Anderen hebben het weliswaar gered, maar sloten geldleningen af zonder dat er sprake was van de aankoop van onroerend goed. De voedsel­prijzen waren in juni 1817 ongeveer 2,5 keer zo hoog als in 1815. Maar een landbouwer die niets te verkopen heeft, heeft daar niet zo veel aan.

Armen rijk

De uitbarsting van de Tambora veranderde de onderlinge verhoudingen van mensen in de streek tussen Barneveld en Nijkerk volledig. Als gevolg van de eruptie verloren sommige rijke mensen hun bezit en invloed, andere rijken werden nog rijker en kregen nog meer invloed dan ze al hadden. Zo kocht een bemiddelde gepensioneerde militair in 1825 een van de boerderijen –met de naam Belleman– van het nageslacht van Hendrik Cortus II. Zijn kinderen verkochten die boerderij dertig jaar later voor het viervoudige.

Maar er waren eveneens armen die rijk werden. Ook daarvan zijn voorbeelden aan te wijzen in mijn voorgeslacht, bijvoorbeeld een zekere Kuijt. Toen de Tambora uitbarstte, had deze nog niets te verliezen. Maar daarna heeft hij volop geprofiteerd van de betere tijden en zijn winst belegd in het in waarde gedaalde onroerend goed. Zijn totale bezit werd in 1857 getaxeerd op bijna 25.000 gulden; voor die tijd een groot kapitaal. Zijn positie nam navenant toe. Tot op hoge leeftijd maakte Kuijt deel uit van de Barne­veldse gemeenteraad.

De auteur is amateur-genealoog.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer