Coalitie in de knel om bed-, bad- en broodregeling
DEN HAAG. Áls dit kabinet ergens over valt, dán over het asielbeleid, is een bekende uitspraak van de inmiddels afgetreden staatssecretaris Teeven. Wordt die val realiteit, nu VVD en PvdA al dagenlang overleggen over de noodopvang voor illegalen? Drie vragen.
Wat is er aan de hand?
Op 17 januari 2013 diende de Conferentie van Europese Kerken bij de Raad van Europa, een Europese mensenrechtenorganisatie, een klacht in tegen Nederland. Volgens de kerken schond Nederland de mensenrechten door tal van uitgeprocedeerde asielzoekers en moeilijk uit te zetten vreemdelingen onderdak, voedsel en kleding te onthouden. In november stelde het Europees Comité voor de Sociale Rechten (ECSR) de kerken in een gezaghebbende, maar niet-bindende uitspraak in het gelijk.
Onderdeel van de Europese klachtenprocedure is dat het Comité van Ministers van de Raad van Europa, 47 ministers van Buitenlandse Zaken van Europese lidstaten, in een resolutie zijn politieke goed- of afkeuring jegens uitspraken van het ECSR kenbaar maakt. VVD en PvdA lieten in november weten na die resolutie met een gezamenlijk standpunt naar buiten te treden. Omdat ze verdeeld zijn over de noodopvang én omdat de woensdag bekend geworden resolutie minder scherp is dan verwacht, blijkt dat nu een lastige klus.
Waarover breken VVD en PvdA zich nu het hoofd?
Ze moeten besluiten of de voorlopige noodmaatregel voor illegalen, de bekende bed-, bad-, en broodregeling die veel gemeenten de afgelopen weken hebben getroffen, wel of geen structurele voorziening moet worden waaraan het Rijk meebetaalt. Dat zit zo: eind vorig jaar deed een groep Amsterdamse vreemdelingen, van wie een deel verbleef in de Vluchtgarage, bij de gemeente Amsterdam een verzoek om opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Toen de gemeente en de rechtbank hun verzoek afwezen, gingen zij in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. De voorzieningenrechter van deze raad droeg Amsterdam in december op de groep nachtopvang, een douche, ontbijt en een avondmaaltijd te bieden omdat hij niet uitsloot dat de raad in de vervolgprocedure zou concluderen dat de uitspraak van het ECSR Nederland daartoe verplicht. Amsterdam en de overige gemeenten moesten noodopvang blijven bieden tot en met twee maanden na de resolutie van het Comité van Ministers.
De Amsterdamse groep vluchtelingen begon ook een procedure tegen het Rijk om opvang af te dwingen. Deze zaak ligt intussen bij de Raad van State. VVD en PvdA hebben dus twee opties. De eerste is: wachten wat de hogerberoepsrechters zullen besluiten. Naar verluidt is dat de inzet van de VVD. De tweede is: nu de knoop doorhakken en besluiten dat er een sobere, structurele opvangregeling moet komen. Dit heeft de voorkeur van PvdA.
Komen VVD en PvdA hier uit?
Dat is nog maar de vraag. Wachten op de rechter leidt op zeer korte termijn tot een voorstel voor een structurele opvangregeling van SP, D66, CU, GroenLinks, PvdD en de groep-Kuzu, wellicht aangevuld met de fractie Klein en 50PLUS. Dat zet de PvdA onder zware druk om zich daarbij aan te sluiten. Dat maakt deze optie politiek riskant.
De noodopvang weggeven aan de PvdA zou de VVD erg slecht uitkomen, net nu de partij bezig is zich te herprofileren op de asielkwestie en driftig allerlei eerder bedachte plannen uit de kast trekt, zoals het opvangen van vluchtelingen in hun regio en het sluiten van de Europese buitengrenzen. Beëindiging van de noodopvang leidt onherroepelijk tot een nieuw ledenoproer in de PvdA. Daarbij komt dat de Amsterdamse vluchtelingen al hebben aangekondigd ook te gaan procederen voor een volledige 24 uursopvang. Kortom: voor de VVD/PvdA-coalitie is de noodopvang sinds woensdag uitgegroeid tot een chronisch hoofdpijndossier.