GroenLinks niet per se ethischer dan VVD
Het was nogal wat, wat VVD- parlementariër Azmani twee weken geleden over zich heen kreeg, toen hij zich in een Kamerdebat moest verantwoorden voor zijn pas gepresenteerde asielplan. Dat voorstel getuigde van „ongekend opportunisme en stuitende schaamteloosheid” (Voortman, GL), was „moreel dubieus” en „gestolen uit de snoepwinkel van de PVV” (Schouw, D66), en was een uiting van „puur en zuiver egoïsme” (Gesthuizen, SP).
Wie in andere gremia dergelijke verwijten krijgt, verlaat wellicht woedend of juist snikkend het vergaderlokaal, het clubhuis of de directiekamer. Maar zo gaat dat in de politiek niet. Daar is men doorgaans aan zwaar geschut gewend en blijft men zijn opponenten, zoals ook Azmani twee weken terug deed, scherp maar beleefd van repliek dienen. „If you can’t stand the heat, get out of the kitchen (Als je de hitte niet kunt verdragen, blijf dan uit de keuken)”, wist de Amerikaanse president Harry S. Truman reeds.
Dat alles neemt niet weg dat voor een onbevangen beschouwer de heftigheid en de morele lading van alle politieke reacties blijven verbazen. Al was het maar om de volgende drie redenen:
Is het niet vreemd dat een óúd plan plotseling zo veel emotie oproept? Nú ging de VVD toch echt een grens over, was de teneur van veel reacties in de Kamer. Terwijl iemand die even de geschiedenis induikt, ontdekt dat de liberalen dit voorstel: asielzoekers alleen nog opvangen in de desbetreffende regio, al in 2000 deden. Nee, die wetenschap wist niet uit dat de VVD dit plan drie weken geleden óók lanceerde met het doel om het eigen, rechtse profiel op te poetsen. Waar het om gaat, is dat voorstellen om díé reden nooit categorisch afgeserveerd mogen worden. Het is toch veel te gemakzuchtig om te zeggen: U beweert dit natuurlijk omdat u liberaal bent en u rechtse kiezers wilt winnen, nu hoef ik u niet meer serieus te nemen? Dat is een net zo luie opstelling als zeggen: U bent natuurlijk tegen abortus omdat u christen bent, naar u hoef ik niet te luisteren.
De verontwaardiging van Azmani’s tegenstanders is merkwaardig als we beseffen dat het door hem geopperde plan als basisgedachte de afgelopen jaren al door allerlei partijen naar voren is gebracht, van RPF tot D66 en CDA. En natuurlijk is opvang in de regio, als dat maar even mogelijk is, te verkiezen boven het cultureel ontwortelen van grote aantallen mensen en hen duizenden kilometers over de aardbol te verplaatsen. Niemand staat toch te juichen bij het feit dat we in Nederland inmiddels zo’n 20.000 Somaliërs hebben, die grotendeels inactief zijn en die op grote afstand staan van de westerse waarden en normen? Of de radicale consequentie die de VVD uit het principe van regionale opvang trekt (Europa op termijn sluiten voor vluchtelingen van andere continenten) terecht is, is een andere vraag. Maar laat dáárover dan een serieuze en inhoudelijke discussie gevoerd worden.
Het geheel laten vieren van je morele verontwaardiging is in de politiek sowieso een hachelijke zaak. Zeker, er bestaat, ook aan het Binnenhof, goed en kwaad. Soms is de scheidslijn daartussen duidelijk aan te geven. Maar vaak ook is het lastig. Het is dan verleidelijk om bij de meest directe waarneming te blijven steken: links neemt het op voor de zwakken en is dus ”goed”, rechts neemt het op voor de rijken en is dus ”fout”. Wie echter iets dieper blikt, ziet dat het allemaal veel complexer ligt. Want zijn de vragen die Azmani opwerpt (bijvoorbeeld of het wel eerlijk is om een tamelijk willekeurig en klein deel van alle vluchtelingen in de westerse maatschappij te huisvesten, zonder werkelijk perspectief) dan níét door ethiek ingegeven? De vraag stellen, is hem beantwoorden. Maar als dat dan zo is, laat de politiek op deze vragen dan ook eens werkelijk gaan kauwen, om te bezien of er met een gezamenlijke inspanning toch geen gezamenlijke denkrichting ontwikkeld kan worden. Want links is niet bij voorbaat moreel zuiverder dan rechts.
Zie ook Accent pag. 18.