Politiek

Prof. Woldring wil niets weten van indelingen in politiek landschap

„Ik kan niets met links-rechts in de politiek en zelfs niet met de verdeling christelijk-niet-christelijk.”

Gerard Vroegindeweij

7 April 2015 19:11Gewijzigd op 15 November 2020 17:59
Vergaderzaal Tweede Kamer. beeld RD, Henk Visscher
Vergaderzaal Tweede Kamer. beeld RD, Henk Visscher

Prof. dr. H. E. S. Woldring, emeritus hoogleraar politieke filosofie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, heeft uitgesproken uitvattingen over de verdeling van het Nederlandse politieke landschap. Hij houdt niet van het indelen in hokjes, maar richt zich op grote klassieke denklijnen over besturen.

Zelf is Woldring ook niet in een hokje te persen. Van 1999 tot 2007 was hij senator voor het CDA. Hij keerde deze partij in 2010 teleurgesteld de rug toe vanwege de samenwerking die christendemocraten waren aangegaan met de PVV en het gedoe daarover binnen de partij.

Waar Woldring –afkomstig is uit een gereformeerd synodaal nest– nu op stemt, wil hij niet zeggen: „Dat leidt alleen maar af. Dan word ik in een hokje geduwd en zeggen mensen: „Altijd wel gedacht dat hij daar thuishoorde.” Nee, ik zeg niet welke partij mijn stem nu krijgt. Ik ben in ieder geval geen zwevende kiezer; ik ben een wachtende kiezer. Ik voel me in hart en nieren nog een christendemocraat; ik wacht tot het CDA naar zijn wortels terugkeert.”

De emeritus hoogleraar oriënteert zich voor zijn politieke denken op een aantal standaardwaarden die de eeuwen door doorslaggevend zijn geweest voor het politiek handelen van grote denkers, zoals de Griek Aristoteles, de Romein Cicero en de katholieke kerkvader Augustinus. „Het gaat in de politiek om rechtvaardigheid, solidariteit, rentmeesterschap en dergelijke. Via deze lijnen dient de overheid de samenleving te organiseren en te vernieuwen. Als je op dit niveau denkt, zeggen de begrippen links en rechts weinig of niets.

De indeling christelijk-niet-christelijk doet Woldring evenmin veel. „Eigenlijk is er maar één partij die nog echt werk van maakt van christelijke politiek en dat is de SGP. Maar met die partij ben ik het op veel punten niet eens.”

Heeft Woldring, die opgroeide in een AR-nest, dan niets meer met de gereformeerde voorman uit het begin van de vorige eeuw, Abraham Kuyper; de man die de antithese introduceerde? „Vergeet niet dat Kuyper in zijn tijd een soort Pim Fortuyn van de gereformeerden was. Hij was geducht en gevreesd. Ik ben geen man van de antithese, maar van de these. Een christenpoliticus hoeft de tegenstelling, de confrontatie zelf niet te zoeken: In de Bijbel staat: „Ik zal vijandschap zetten…” en „Mij komt de wraak toe…” De mens met zijn handelen staat hier op het tweede plan. Als er sprake is van antithese dan wordt die mij van buitenaf opdrongen.”

Complexe samenleving

De verdeling conservatief-progressief vindt Woldring in de Nederlandse situatie inhoudsloos. „In Angelsaksische landen en Duitsland heb je echte conservatieven. In ons land niet. Het is een cultuurkwestie.”

Een christen is volgens Woldring soms behoudend en soms vooruitstrevend. „Een christen ziet op het kruis van Christus. En daar overheen naar Koninkrijk van God, dat nu ten dele is vanwege de zonden die er nog zijn, maar straks komt in volle heerlijkheid.”

De pleidooien van conservatieven voor een kleine overheid zijn aan Woldring niet besteed. „We leven in een gecompliceerde samenleving. Die vraagt om sturing. Vanwege de vliegramp in Frankrijk krijgen we straks regels voor piloten. Natuurlijk, de overheid kan te ver gaan, bijvoorbeeld als ze voorschrijft hoe groot dienbladen moeten zijn. Maar teruggaan naar de nachtwakerstaat, is geen optie. Die wordt pas wakker als het onheil is geschied. We zijn door schade en schande wijs geworden.”

Woldring voelt nog het meest voor politiek waarin het gemeenschapsdenken centraal staat. „Maar”, zo voegt hij er direct aan toe, „daarbinnen moet wel oog zijn voor het individu.” Woldring is het niet eens met oud-VVD-leider Bolkestein, die de „gemeenschap een dwangbuis voor het individu” noemde. De politiek filosoof adviseert de liberalen in de leer te gaan bij hun voorman Thorbecke: „Die dacht zeer organisch.”

Woldring vindt dat je een mens niet los kan maken van zijn familie, zijn buurt, zijn sociale bedding. „Positief is dat een partij als de SP daar oog voor heeft en vanuit dat perspectief kritische vragen stelt bij euthanasie. Ook haar pleidooi voor een volksbank kan ik onderschrijven. Dat een paar snaken bij staatsbank ABN AMRO met 6 ton salaris naar huis gaan en er nog een ton bij wilden hebben, is moreel volstrekt verwerpelijk.”


Schema’s om Nederlandse partijen in kaart te brengen

Links-rechts; christelijk-niet-christelijk; progressief-conservatief; gemeenschapsgericht-individugericht. Het Nederlandse politieke landschap is op verschillende manieren in te delen.

Links-rechts is de oudste tegenstelling. Die is afkomstig uit het Franse parlement rond 1800. De conservatieven zaten rechts van de voorzitter. Zij bestonden uit de gegoede burgerij en wilden het traditionele ancien régime in stand houden. Links zaten de liberalen, die de traditionele orde wilden doorbreken.

Later in de negentiende eeuw werd links vooral van toepassing op socialisten en marxisten; de liberalen belandden in het midden en de conservatieven, waaronder de christelijke partijen, rechts.

In de 20e eeuw kristalliseerde dit verder uit. De socialistische partijen bleven aan de linkerkant van het politieke spectrum, de VVD stond rechts en het CDA bevond zich daar tussenin. Links verwachtte het meer van de staat, rechts van de markt en het CDA van het maatschappelijk middenveld.

Toen in 1989 de Berlijnse Muur viel, vervaagde de tegenstelling tussen links en rechts. Dat leidde ertoe dat in 1994 in ons land voor het eerst in de geschiedenis VVD en PvdA met elkaar een regeringscoalitie vormden.

Door de vervaging van de links-rechtstegenstelling ontstond de behoefte om het politieke landschap op andere manieren in te delen. In de jaren negentig kwam er een beweging op die het onderscheid progressief-conservatief introduceerde. Progressieven stonden naar verandering, modernisering; conservatieven wilden vooral de bestaande orde handhaven. Even leek het erop dat Wilders zich met zijn partij zou ontwikkelen tot een conservatieve beweging, maar dat gebeurde niet. De PVV groeide uit tot een populistische partij. Een eigen partij hebben de conservatieven niet. Wellicht dat de Groep Bontes/Van Klaveren met de partij VNL daartoe kan uitgroeien.

Los van deze geschetste ontwikkelingen leefde onder orthodoxe christenen vanaf het eind van de negentiende eeuw de behoefte om het politieke landschap te verdelen in christelijk en niet-christelijk. Een gevolg van de antithese die de gereformeerde voorman Abraham Kuyper introduceerde. Deze gedachte leeft binnen het huidige CDA nauwelijks meer; in mindere mate nog wel bij de ChristenUnie en het meest bij de SGP.

Sinds de eeuwwisseling hebben zich zeker nog drie modellen aangediend om het politieke landschap te verdelen. Twee ervan hangen samen met opkomst van twee nieuwe politieke bewegingen; de PVV en de Partij voor de Dieren. Door de opkomst van de PVV valt in volksvertegenwoordigende organen ook het onderscheid populistisch-niet-populistisch te maken. En door de opkomst van de Partij voor de Dieren dient zich het onderscheid aan tussen groene of niet-groene politiek. Bij groene politiek is een mens onderdeel van de natuur en moet hij zich daaraan aanpassen. De twee stromingen hebben een grotere invloed dan hun eigen partij. SP en VVD hebben ook populistische trekjes; PvdA, GroenLinks en sommige vertegenwoordigers van de PVV voelen zich aangetrokken tot groene politiek.

Tot slot valt er nog onderscheid te maken tussen partijen die gemeenschapsgericht zijn en zij die individugericht zijn. Dan vallen er heel andere scheidslijnen. VVD, D66 en een deel van de PvdA zijn vooral gericht op het individu. Partijen zoals CDA, SP, ChristenUnie en een deel van de PvdA oriënteren zich vooral op de gemeenschap. In de Haagse wandelgangen wordt er rekening mee gehouden dat deze partijen mogelijk een coalitie kunnen vormen bij de eerstkomende formatie.


„Linkse politiek nog steeds hard nodig”

„Mijn opa was landwerker. Als het een dag regende kreeg hij niet betaald. Sindsdien is er onder invloed van linkse, sociaaldemocratische politici veel verbeterd.

Iedereen kent anno 2015 de verhalen van de illegale uitzendbureaus. Op grote schaal vindt uitbuiting plaats van vaak Oost-Europese werknemers, door ze voor veel minder dan het geldende minimumloon te laten werken.

Maar daar blijft het niet bij. Door rechtse partijen en werkgeversorganisaties wordt regelmatig geklaagd over lang verworven werknemersrechten. Zo klinkt steeds vaker de roep om meer flexcontracten, het afschaffen van doorbetaling bij ziekte, of worden er zelfs vraagtekens gezet bij het nut van cao’s.

De verdiensten van de PvdA in dit kabinet zijn helder. Minister Asscher maakt werk van de aanpak van schijnconstructies. Minister Dijsselbloem voerde de strengste bonuswet van Europa in. De publieke discussies over de beloningen van ING en ABN AMRO afgelopen weken tonen aan dat linkse politiek hard nodig blijft.”

Hans Spekman, landelijk voorzitter PvdA


„Conservatieve politiek stimuleert deugden”

„Politiek draait om levensbeschouwing. Zij die geloven dat het kwade in de mens zelf zit noemen we conservatieven. De protestantse traditie verwoordt dit mensbeeld vaak als ”onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad”. Let wel: geneigd tot alle kwaad.

Conservatieven geloven dat niet de overheid maar de mens de katalysator van verandering dient te zijn. Het gevolg is een kleinere overheid, lagere belastingen en meer economische vrijheid. Conservatieven stimuleren deugden en bestraffen ondeugden. Dat betekent loon naar werken, oog voor het slachtoffer in de rechtspraak en het streven naar nationale soevereiniteit, dicht bij de mens en zijn directe leefomgeving.

Zij die het kwade zoeken in externe factoren, zoals de samenleving, definieert men als progressief. Progressieven hebben vanwege die visie op de mens behoefte aan een grote overheid. Dat betekent hoge belastingen en inperking van economische vrijheid. Progressief valt daarom vaak samen met linkse politiek. En die vind ik naïef.”

Joram van Klaveren, Tweede Kamerlid Groep Bontes/Van Klaveren


„Christelijke partijen overstijgen tegenstellingen”

„Het schema christelijk-niet-christelijk is anno 2015 prima bruikbaar. Christelijke partijen zijn namelijk het beste in staat om de andere tegenstellingen te overstijgen. Op basis van het Bijbelse, relationele mensbeeld krijgt de persoonlijke verantwoordelijkheid van mensen voldoende gewicht, zonder door te schieten in individualisme. De verbondenheid tussen mens en God en tussen kinderen en ouders onderstreept het belang van gemeenschappen. Maar de mens gaat bij christelijke partijen ook niet op in de gemeenschap.

Christenen hebben een conservatief vertrekpunt, omdat de gegroeide maatschappelijke situatie niet buiten Gods voorzienigheid valt. Tegelijk stellen Bijbelse waarden de bestaande maatschappelijke constellatie onder kritiek. Anders dan conservatieven, richten christenen zich op het bewaren van het Evangelie. Ook de progressieve methode om idealen te verwezenlijken via blauwdrukken, spreekt christenen niet aan. De samenleving wordt pas volmaakt in het leven na dit leven.

Een samenleving kan pas tot bloei komen als zij levenswater uit de Bijbelse bron aanboort.”

Jan Schippers, directeur wetenschappelijk instituut SGP


„We zijn voor elkaar geschapen”

„De politieke uitdaging voor de nabije toekomst is investeren in gemeenschappen, in wederkerigheid. We zijn als mensen voor elkaar geschapen, naar het beeld van de Drie-enige God. En daar waar we elkaar uit het oog verliezen, niet langer voor elkaar zorgen, daar gaat iets stuk van het beeld dat God van Zichzelf in deze werkelijkheid heeft gelegd.

Slechts overmoedige, op het individu gerichte liberalen in D66 en VVD menen dat het leven om ons eigen ”ik” draait. Ze ergeren zich aan groepen –kerk, schoolvereniging, vakbond, omroepvereniging– en willen individuen daaruit ‘bevrijden’. Maar de meeste CDA’ers, PvdA’ers, SP’ers, conservatieve liberalen binnen de VVD en orthodoxe christenen erkennen de menselijke maat en willen de vrijheid om, samen met anderen, je diepste overtuiging handen en voeten te geven.

De tegenstelling gemeenschapsdenken-individudenken is voor mij niet het enige denkbare politieke schema. Ook de sociaaleconomische links-rechtstegenstelling en het verschil tussen christelijk en niet-christelijk zijn van belang.”

Gert-Jan Segers, Tweede Kamerlid ChristenUnie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer