Van Slingelandt: reactie samenleving onderschat
DEN HAAG (ANP). De Raad van Commissarissen heeft de gevoelens in de samenleving over de salarisverhoging voor de top van ABN AMRO onderschat. De voorzitter van de raad, Rik van Slingelandt, zei dat dinsdag in een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer.
Van Slingelandt zei te begrijpen dat de beloning van bankiers een gevoelig punt is. De Raad van Commissarissen betreurt de emotie en commotie die twee weken geleden ontstond toen de salarisverhoging voor zes ABN-bestuurders bekend werd. „Die hebben wij onderschat”, zei Van Slingelandt over de onrust. Hij voegde er aan toe dat het nu zaak is vooruit te kijken.
Hij wees er meermalen op dat de bank capabele mensen nodig heeft, die goed betaald moeten worden. ABN moet daarmee concurreren met andere grote bedrijven. „Ook ik vind zes of zeven ton grote bedragen, maar we hebben een positie te verdedigen op de arbeidsmarkt en goed werkgeverschap te tonen.” Volgens Van Slingelandt zijn bij die weging, bij dat dilemma de te verwachten gevoelens in de samenleving onderbelicht gebleven ten opzichte van de andere factoren.
Hij zei wel dat hij de salarisverhoging „een juiste beslissing” vond. „De weging was gelet op alle commotie misschien niet de goede, maar we zijn geen amorele raad van commissarissen.”
Van Slingelandt verdedigde minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën door zich aan te sluiten bij diens weergave van gesprekken tussen hem en de ABN-top in maart 2014. Dijsselbloem zei daar luid en duidelijk en heel nadrukkelijk dat hij de salarisverhoging heel onverstandig vond, zei Van Slingelandt. Maar de minister erkende ook dat die verhoging rechtmatig was en dat er „geen speld tussen te krijgen was”. En zei ook dat hij dat aspect zou verdedigen.
De tevredenheid bij Dijsselbloem sloeg op het verleden: op eventuele claims vanuit de raad van bestuur. Dat was allemaal van tafel, op dat punt was schoon schip gemaakt. De zes leden van de raad van bestuur hebben hun salarisverhoging inmiddels teruggestort, aldus Van Slingelandt. Die terugbetaling behelst de twaalf maanden van vorig jaar en de eerste drie maanden van dit jaar, in totaal rond de 125.000 euro.