Vermijd twist over aard van het geloof
Laat er vooral geen vruchteloze twist over het geloof ontstaan, reageert ds. J. M. D. de Heer op het nieuwe boek van ds. A. Kort.
Onder de kop ”Het rechtvaardigend geloof” stond in RD 19-3 een interview met de oud gereformeerde predikant ds. A. Kort, naar aanleiding van zijn nieuwe boek met diezelfde titel. Gevraagd om een reactie wil ik me inspannen om een vruchteloze twist te voorkomen. Want over het vorige boek van ds. Kort, ”Wedergeboorte of schijngeboorte”, is heel wat geschreven. Toon en inhoud vroegen om correctie. Maar voor een gemiddelde kerkganger was de discussie wellicht verwarrend. Zijn predikanten het niet met elkaar eens over de wedergeboorte? Hebben ze dan verschillende Bijbels, verschillende belijdenisgeschriften en verschillende oudvaders?
Nu ligt er een tweede boek van ds. Kort. Ik heb geaarzeld om het te bespreken. Want was het niet beter geweest als de schrijver met anderen in gesprek was gegaan, echt in gesprek, voordat hij dit boek schreef? Zo’n gesprek lijkt er helaas niet of nauwelijks te zijn geweest. Toch heb ik niet geweigerd om erop in te gaan, in de hoop polarisatie te voorkomen en samenbindend te werk te gaan.
Fundament
Nu de punten waar het om gaat. Met ds. Kort spreken we uit dat het zonder geloof onmogelijk is Gode te behagen (Hebr. 11:6). Van harte zijn we het ook met hem eens dat de vereniging met Christus noodzakelijk is om God te kunnen ontmoeten. Daarom moet in elke prediking de noodzakelijkheid van Christus gehoord worden. De woorden van een kind des Heeren klinken nog in mijn oren na. Ze zat vele jaren onder de prediking van ds. G. H. Kersten en zei: „Wat heeft hij ons altijd uitgedreven naar Christus.”
Wee de prediker die op een ander fundament bouwt dan Christus (1 Kor. 3:11). Nooit mogen de hoorders gerustgesteld worden in overtuigingen, ervaringen, aandoeningen en gestalten. In de verschillende contacten met ds. Kort heb ik begrepen dat hier een zorg van hem ligt. Wel, die zorg deel ik. De mens zoekt altijd maar rustgronden, helaas, buiten de Wortel van Isaï, Die staan zal tot een banier der volken, Wiens rust heerlijk zal zijn (Jes. 11:10).
Er liggen echter ook punten die vragen om verdere doordenking. Ik noem er twee, die als een rode draad door het boek van ds. Kort heen lopen. De eerste is de verhouding van wedergeboorte en geloof. Helder is dat deze twee in de Reformatie dicht bij elkaar zijn gehouden. De uitdrukking wedergeboorte werd doorgaans in een ruimere betekenis gebruikt om het hele geestelijke leven, zoals dat uit Christus leeft, samen te vatten. Mede door de twisten met de remonstranten zijn de gereformeerden (onder meer tijdens de synode van Dordrecht) de term later vooral gaan gebruiken om daarmee alleen het begin van dat leven te benoemen.
Is dit een legitieme ontwikkeling geweest? Ofwel, is hier Bijbelse grond voor? Naar mijn overtuiging wel (zie hiervoor bijvoorbeeld Jak. 1:18 en het grondwoord dat in Joh. 1:13 gebruikt wordt voor ”uit God geboren zijn”). Voorwaarde is wel dat het onmisbare van de vereniging met Christus benadrukt blijft. Daarover is ook geen verschil.
Maar betekent dit dan vervolgens, zoals ds. Kort stelt, dat er niet eerder sprake is van geestelijk leven dan wanneer er een bewuste geloofsomhelzing van Christus plaatsheeft? Begint het zaligmakende werk van de Heilige Geest pas daar waar een zondaar door de uitgaande daden van het geloof Christus aangrijpt? Als dat zo zou zijn, is de worsteling om genade (waarover ds. Kort een mooi stukje schrijf op blz. 117) nog slechts wettisch werk, dat er ook in een verworpene kan zijn. Dan is er dus geen principieel verschil meer tussen algemene overtuigingen in verworpenen en de weg waarin de Heilige Geest, door de ontdekkende werking van de wet, uitverkorenen tot Christus leidt.
Het lijkt daarom beter om te zeggen dat bij de vereniging met Christus blijkt dat de overtuiging van zonden door de wet zaligmakend was, omdat die tot de Zaligmaker leidde. Tot die tijd was er geen rust voor de ziel, maar was wel de Heere aan het werk. Hij verbrak het hart, Hij deed wenen over de zonde, deed worstelen om een genadig God. Dus ook voor de bewuste geloofsomhelzing van Christus plaatsheeft, kan de Heere al in een zondaar aan het werk zijn.
Rechtvaardigmaking
Een tweede punt is de verhouding van geloof en rechtvaardigmaking. Terecht stelt ds. Kort dat het zaligmakende geloof het rechtvaardigende geloof is. Hoe zwak en bestreden ook, maar in het werk van Gods Geest ligt altijd een zekere mate van geloof in God, hoop op God en liefde tot God. Dat doet, ook in de diepste verschrikking door de wet, tot God roepen om genade (zie de bekering van Saulus en de verslagenen op de pinksterdag).
Het geloof is rechtvaardigend van aard door de gerechtigheid van Christus waar het geloof in rust. Maar betekent dit dat in elke daad van het zaligmakende geloof ook de zekerheid van de rechtvaardigmaking ligt? De Westminster Confessie schrijft hier Bijbels en tegelijkertijd pastoraal over. Ds. Kort vraagt zich dan af of hierin niet een „vleugje scholastiek” te zien is. Zo komt helaas zijn oude verwijt van scholastiek weer naar voren. Daarmee wordt een vervolggesprek bij voorbaat al op een dood spoor gezet. En dat willen we juist niet.
Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat we scherpe tegenstellingen die ds. Kort maakt op een Bijbels verantwoorde wijze kunnen bespreken en ook overbruggen. Dat vraagt wel een nauwkeurig luisteren en lezen, een onbevooroordeeld overwegen wat de ander bedoelt, en dat alles bedelend om het licht van de Heilige Geest. Het zou me in elk geval veel waard zijn.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Middelburg-Centrum.