Organistenportret: Henri Frens uit Elspeet
Henri Frens (24) weet nog precies hoe het zeven jaar geleden ging bij het voorspelen voor de Elspeetse organisten en de kerkenraad. „Ik had gereageerd op een oproep in de kerkbode. Er was nog een andere sollicitant. Op een zaterdagmorgen hadden ze op de orgelgalerij een gordijn opgehangen, zodat de commissie niet wist wie er speelde. Ik moest een inleidend stuk spelen, een voorspel en het koraal van Psalm 13, een collectevoorspel met twee verzen van Psalm 42 en een koraalzetting van Psalm 48. Daarna had ik een gesprekje met de kerkrentmeesters. Ze zeiden: Woensdag weet je ’t wel. Maar na een uurtje werd ik al opgebeld. Ze waren er wel uit.”
Zijn eerste noten speelde Frens thuis op het keyboard. Dertien jaar geleden kochten zijn ouders een orgel en dat beviel hem goed. Na korte tijd ging Frens op les. Nog steeds krijgt hij muziekonderwijs, nu van John Propitius. Van z’n leermeester krijgt hij regelmatig een compliment. „John zegt dat improviseren mijn sterkste kant is. Hij vindt dat ik veel fantasie heb.”
Frens speelt bijna elke zondag in de hervormde Dorpskerk. Hij neemt niet veel mee de orgeltrap op: het psalmbriefje en een psalmboek. „Thuis bedenk ik twee psalmen waarover ik improviseer tijdens het inleidend orgelspel. Bij de psalmen lees ik altijd mee in m’n boekje; ik richt me op de tekst. Als er iemand is overleden, zingen we vaak Psalm 103:8 en 9. Bij vers 8 doe ik een rustig voorspel en begeleid ik rustig. Dan bouw ik het op in het tussenspel en gebruik bij „Maar ’s Heeren gunst zal over die Hem vrezen” het volle werk. Zo laat ik dat contrast horen.”
De Elspeetse organist wordt regelmatig gevraagd voor rouw- en trouwdiensten. Omdat hij overdag als vrijwilliger werkt, is hij vaker in de gelegenheid om te spelen dan zijn collega-organisten. Hij vindt de trouwdiensten mooi om te doen. „Twee jaar geleden trouwden mijn broer en schoonzus. Een heel bijzondere dienst. Je kijkt de kerk in en je ziet je broer met z’n vrouw op de knielbank liggen. M’n schoonzus zei na de dienst: „Je hebt mooi gespeeld.” Maar ik dacht: Ik speelde toch niet anders dan op zondag?”
Frens vindt het begeleiden in een rouwdienst soms wel moeilijk. „Al die mensen die in rouw zijn en verdriet hebben. Vorig jaar was een zoontje van kennissen van ons overleden. Hij was nog maar 6. Zijn vader vroeg of ik wilde begeleiden. Daar zag ik wel tegen op. Maar later ging het gelukkig goed. Ik mocht ervaren dat de Heere bij me was.”
Voordat Frens organist werd in de kerk, musiceerde hij al in zorgcentrum Oranjehof, het verzorgingshuis waar hij nu ook administratieve werkzaamheden verricht. „Ik mocht op een samenzangavond een gedeelte spelen. Dat beviel goed. En nu doe ik het nog steeds als ze een zanguurtje hebben. Het is fijn om te doen.”
Dit is het vijfde deel in een serie organistenportretten. Zaterdag deel 6.