Wel degelijk fundamentele verschuivingen in GKV
De stelling van drs. Ophoff en prof. dr. Kuiper dat de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) (GKV) de synodalen niet achterna gaan, is onjuist en naïef, reageert ds. J. R. Visser.
Drs. Ophoff en prof. dr. Kuiper hebben er moeite mee dat er in een artikel in RD 19-3 parallellen getrokken werden tussen de invoering van de vrouw in het ambt in de Gereformeerde Kerken (synodaal) in de vorige eeuw en de ontwikkelingen in de GKV in onze tijd (RD 21-3). Ik acht hun visie in de eerste plaats onjuist, en in de tweede plaats naïef.
In de eerste plaats onjuist. Het betoog van Ophoff en Kuiper komt er eigenlijk op neer dat de kerken waarin ik predikant ben gereformeerd willen blijven, terwijl dit niet het geval was met de Gereformeerde Kerken (synodaal) van de jaren zestig en zeventig. De vrijgemaakte kerken van nu zouden Schriftuurlijk willen zijn, de gereformeerden van toen niet. Nu is men integer, destijds was dat niet het geval.
Het is echter altijd heel gevaarlijk om te argumenteren op basis van het al of niet integer zijn van mensen. Als je naar de geschiedenis kijkt, is het beeld bovendien onjuist. Laat ik het samenvatten in de woorden van prof. J. van Bruggen in zijn advies aan onze laatste synode over het rapport over vrouw in het ambt. Hij schrijft: „Suggereer ik nu kwade wil? Nee, wel ondoordachtheid. Wellicht hebben sommigen de illusie dat we alleen maar voor het onderwerp man/vrouw even afscheid kunnen nemen van enkele paulinische teksten. Meer niet, denkt u misschien. Maar dat is zeer ondoordacht. Er liggen minstens twee grote scheepswrakken op het strand die ons een baken in zee moesten zijn. Toen de (synodaal) Gereformeerde Kerken alle ambten openstelden voor de vrouw met een bijna vergelijkbare redenering als van uw deputaten, had men echt niet de bedoeling om daarmee de Schriftkritiek in te voeren of de Bijbel buiten werking te stellen. De verontwaardiging was dan ook groot toen prof. dr. H. M. Kuitert direct verklaarde dat zijn synode nu de Schriftkritiek had gelegaliseerd. Toch heeft hij gelijk gekregen: wat ondoordacht gedaan werd, heeft later velen berouwd.”
Ik was in die tijd nog lid van de synodaal Gereformeerde Kerken en kan uit eigen ervaring bevestigen wat professor Van Bruggen hier schrijft. Het beeld dat Ophoff en Kuiper schetsen, is dus onjuist en leidt tot een onbillijke beoordeling van hun betoog.
Symptoom
Het is in de tweede plaats naïef om te denken dat er is onze kerken niets aan de hand is. Je ziet voor je ogen gebeuren hoe rond de uitleg en het gezag van de Schrift verschuivingen plaatsvinden. Het rapport over de vrouw in het ambt was daarvan een heel duidelijk voorbeeld. Dit rapport wordt nog steeds door docenten van de Theologische Universiteit in Kampen (medeopstellers van het rapport) verdedigd. Dit betekent dat er ook in Kampen duidelijk verschuivingen hebben plaatsgevonden.
In het rapport was het sterk de cultuur en daarmee ook de tijdgebondenheid die de oplossing moest geven. Paulus zou in zijn tijd uit missionaire motieven hebben geschreven dat de vrouw niet in het ambt kon – wat nu uit dezelfde missionaire motieven juist wel zou kunnen of moeten. Terwijl de Geest Paulus nota bene laat argumenteren vanuit wat de Heere bij de schepping gedaan heeft. Maar die concrete taal wordt aan de kant geschoven ter wille van het huidige gevoelen.
Hier is van waarde wat K. K. Lim in zijn proefschrift ”Het spoor van de vrouw in het ambt” (2001) schrijft: „Door de Schrift te benaderen als cultureel bepaald en daarbij het begrip tijdgebondenheid te hanteren wordt de weg gebaand voor de openstelling van het ambt voor de vrouw. Hier rijst dan de vraag wat het criterium voor een dergelijke beslissing moet zijn. Worden hier geen subjectieve maatstaven aangelegd? Hier schuilt immers het gevaar dat de openbaring van God ten prooi valt aan een subjectieve beoordeling van de omstandigheden van de tekst en van de toepassing daarvan in het heden” (blz. 270).
Uiteindelijk is in verreweg de meeste gevallen het toelaten van de vrouw in het ambt een symptoom van een omgang met de Bijbel die openstaat voor allerlei invloeden vanuit de huidige cultuur. De Schrift wordt een van de bronnen van Gods openbaring. In de praktijk wordt de huidige cultuur ook zo’n bron. In de versmelting van die twee bronnen licht dan de waarheid op.
Daarmee wordt aan de Heere en Zijn Woord voor alle tijden en culturen tekortgedaan. Ik kan me dan ook goed voorstellen dat er bij christelijke gereformeerde broeders huivering bestaat over het samenvoegen van de beide theologische opleidingen.
De auteur is vrijgemaakt gereformeerd predikant te Dronten.