Kerk & religie

Gilbert Burnet, vertrouweling van Willem III

Vele jaren deed Gilbert Burnet (1643-1715) over het schrijven van ”History of his own time”. In deze zesdelige uitgave beschreef de Schot gebeurtenissen uit de turbulente tweede helft van de zeventiende eeuw. Hij mocht de publicatie niet meer meemaken.

L. J. van Valen

25 March 2015 11:37Gewijzigd op 15 November 2020 17:39Leestijd 10 minuten
Portret van Gilbert Burnet gemaakt door de zeventiende-eeuwse schilder John Riley.  Foto Wikimedia
Portret van Gilbert Burnet gemaakt door de zeventiende-eeuwse schilder John Riley. Foto Wikimedia

Toen Burnet omstreeks 1705 de laatste hand aan het werk legde, schreef hij: „En nu, o mijn God, de God van mijn leven en van al mijn genaden! Ik draag dit werk aan U op…” 17 maart is het 300 jaar geleden dat ”bisschop Burnet” overleed.

Burnets wieg stond in de Schotse hoofdstad Edinburgh. Zijn vader was jurist en werd later rechter. Zijn moeder was Rachel Johnston, de zuster van Archibald Johnston lord Warriston (1611-1663), een leider van de presbyterianen. Vader Burnet was episcopaalsgezind en moeder vond aansluiting bij de presbyteriaanse covenanters. Zoon Gilbert bleek over grote gaven te beschikken. Hij studeerde aan de universiteit van Aberdeen en behaalde daar op 13-jarige leeftijd zijn mastersgraad. Zijn rechtenstudie maakte hij niet af, omdat hij naar theologie overstapte.

Voordat hij predikant werd, reisde hij enkele jaren door Europa. In Amsterdam volgde hij lessen Hebreeuws bij een rabbijn. Na verloop van tijd beheerste hij ook het Latijn, Grieks, Frans en Nederlands. Hij had een brede belangstelling en voelde zich ook aangetrokken tot de politiek.

Slechts vier jaar diende Burnet de kerk van East Saltoun in de omgeving van Edinburgh. De bisschop van Edinburgh had hem daar in 1665 bevestigd. Sinds enige tijd was in de gevestigde kerk in Schotland de bisschoppelijke hiërarchie ingevoerd. Gilbert had daar net als zijn vader geen moeite mee. Hij was gezien in zijn gemeente en toen hij een hoogleraarspost kreeg aangeboden, wilde men hem niet laten gaan. Bisschop Robert Leighton moest hem ertoe overhalen deze functie te aanvaarden. Zo werd Burnet op 26-jarige leeftijd hoogleraar in de theologie aan de universiteit van Glasgow. Later bood koning Charles II hem een bisschopszetel aan, maar die weigerde hij.

Ongedurig

Zijn ongedurige geest en bruisende karakter speelden Burnet vooral in die tijd parten. Zijn brede netwerk zorgde voor steeds nieuwe uitdagingen. Zo wilde hij graag betrokken worden bij het Britse bestuurlijke centrum. Daarom verliet hij na vijf jaar Glasgow en vestigde hij zich in Londen. De koning was hem gunstig gezind, maar toen Burnet zich met allerlei politieke zaken ging bemoeien, nam Charles afstand van hem.

In 1684 werd de grond hem te heet onder de voeten en week Burnet uit naar het Europese continent. Zijn aanvankelijk sympathie voor de Rooms-Katholieke Kerk verdween toen hij geconfronteerd werd met de barbaarse behandeling van de Franse hugenoten door Lodewijk XIV. Na in enkele landen rondgezworven te hebben, kwam hij in mei 1686 in Utrecht aan. Daar kwam hij in contact met ”dissidente” Engelsen en Schotten die een invasie beraamden om de rooms-katholieke opvolger van Charles II van de troon te stoten. Deze James VII, die Burnet eerst welgezind was, vroeg om zijn uitlevering wegens hoogverraad. Het stak hem ook dat Burnet contact had met zijn dochter Mary en haar man, de Nederlandse stadhouder Willem III.

Op aandringen van de stadhouder verhuisde Burnet naar Den Haag, waar hij in 1687 trouwde met de uit Schotland afkomstige, welgestelde Mary Scott, zijn tweede vrouw. In de residentie voelde hij zich veilig en het deed hem deugd dat de Staten-Generaal hem beschermden door hem te naturaliseren.

Loslippig

Burnet werd de vertrouweling van Willem III, maar de stadhouder vertelde hem niet alles omdat hij nogal eens loslippig was. Zijn impulsieve optreden bracht zijn reputatie nogal eens in gevaar. De stadhouder hield zo de geplande invasie naar de Britse eilanden voor hem geheim, maar wel mocht hij als predikant mee met de vloot die in oktober 1688 de Noordzee overstak. Hoogtepunt van de tocht was de landing bij Torbay, het begin van een succesvolle invasie in Engeland die koning James VII en zijn gevolg dwongen te vluchten.

Een typerende anekdote is het verhaal hoe de paniek die tijdens de oversteek op het vlaggenschip uitbrak, werd gestild. De wind was de vloot tegen en toen de schepen uit koers raakten, ging de gezagvoerder verontrust naar Burnet om hem te vragen in gebed te gaan. Op dat moment draaide de wind en vier uur later dreef de vloot veilig Torbay binnen. Burnet wilde de stadhouder deelgenoot maken van zijn blijdschap. De prins moest toen kennelijk denken aan gesprekken die hij in Den Haag met hem had gevoerd over de leer van de voorbeschikking. De episcopaalse theoloog had niet zo veel op met de strikte calvinistische leer en had dit tegenover Willem ook niet onder stoelen of banken gestoken.

Willem nam de predikant bij de hand en vroeg hem of hij nu wel in de predestinatie geloofde. Daar gaf Burnet niet direct antwoord op. „Ik vertelde hem”, zo zei hij later, „dat ik nooit de voorzienigheid van God zou vergeten die zo wonderlijk bij die gelegenheid was verschenen.” Dit wilde nog niet zeggen dat Burnet de voorzienigheid op één lijn wilde brengen met Gods eeuwige besluiten, zoals de ”high calvinists” deden. Hij voelde zich toen wellicht meer aangetrokken tot de Negenendertig Artikelen van de Anglicaanse Kerk, waarin geen uitspraak wordt gedaan over de dubbele predestinatie, in elk geval niet zoals de Dordtse Leeregels die hebben omschreven.

Invasiepreek

Burnet had de eer om in St. James’ Chapel in Londen voor Willem III en zijn gevolg ter gelegenheid van de goede afloop van de invasie een preek te houden over Psalm 118:23: „Het is van den Heere geschied, en het is wonderlijk in onze ogen.” Willem, die met zijn vrouw Mary de scepter over de Britse rijken overnam, bleef Burnet welgezind. Als hoofd van de Engelse Kerk benoemde hij hem tot bisschop van Salisbury. Op de paaszondag van 1689 werd hij in deze prachtige kathedraal gewijd en drie dagen daarna kreeg hij de eretitel van kanselier van de Orde van de Kousenband.

In de jaren dat hij de bisschopszetel bezette liet Burnet zich kennen als een goed bestuurder die vooral de pastorale zorg in zijn bisdom zocht te bevorderen. Ongeveer twee maanden in het zomerseizoen trok hij van parochie naar parochie, waar hij preekte, catechiseerde en zich bezighield met pastorale problemen. Toen hij stierf was er geen uithoek in zijn gebied waar hij niet zeven of acht keer was geweest. Ook hield hij zich bezig met de armoedeproblematiek. Om onvermogende theologiestudenten tegemoet te komen, deed hij nogal eens zijn eigen beurs open om hen te helpen.

Zijn theologische visie was breed en werd niet door iedereen in zijn kerk gedeeld. Burnet was een vruchtbare schrijver, wat tot uitdrukking kwam in een indrukwekkende lijst van publicaties. Zijn uitvoerige beschrijving van de geschiedenis van de Reformatie in Engeland werd meermalen herdrukt. Ook schreef hij een toelichting op de Engelse geloofsbelijdenis (de Negenendertig Artikelen). Politieke geschriften, reisverslagen, preken, pastorale handreikingen, levensbeschrijvingen en zijn ”History of his own time” in zes delen laten zijn grote gaven zien en geven een beeld van zijn gedrevenheid om zijn eigen visie op een groot aantal onderwerpen door te geven.

Geen scherpslijper

Maar hoe was het met zijn geestelijk leven gesteld? Burnet was geen vriend van de piëtistische puriteinen en ook niet van de Schotse covenanters. Hij stond bekend als een episcopaal en erastiaan (voorstander van vergaande staatsinvloed in kerkelijke aangelegenheden) en hij was geen dogmatische scherpslijper. Zijn geestverwant Robert Leighton (1611-1684) wordt wel een ”piëtistische erastiaan” genoemd en hijzelf ”a latitudinarian erastian” (een erastiaan met liberale theologische opvattingen). Maar het is beslist onjuist om te stellen dat hij geen piëtistische vroomheid voorstond. Hij voelde zich eensgeestes met mannen als Leighton en niet te vergeten met Henry Scougal (1650-1678), de episcopaalse en mystieke hoogleraar uit Aberdeen. In diens boekje ”The life of God in het soul of man”, een klassieker, schreef Burnet een voorwoord, waaruit blijkt dat hij in de traditie van de episcopaalse devotionele geschriften wilde staan. En zijn geestelijk testament dat twee jaar na zijn dood werd gedrukt, geeft uitdrukking aan een diep doorleefde vroomheid: „…hoewel ik in veel dingen gefaald heb en grote zwakheden heb, waarvoor ik ootmoedig begeer (en erop vertrouw dat ik die zal verkrijgen) genade en vergeving door de verdiensten en voorbidding van Jezus Christus, mijn gezegende Zaligmaker en Verlosser, in Wie alleen ik mijn vertrouwen stel…”

Burnet voelde zich verbonden met het protestantse erfgoed en zocht dat in woord en geschrift te verdedigen. Engeland moest wat hem betreft blijven staan in de traditie van de Reformatie en de vorsten moesten de leer van de Westminster Confessie onderschrijven. Daarvan bleef hij overtuigd, ook toen koningin Anne in 1714 zonder nazaten overleed.

Gelukwensen

Met vreugde begroette Burnet de nieuwe koning van het protestantse huis van Hannover, George I. Opnieuw had hij het voorrecht de preek te houden ter gelegenheid van de kroning. Dat gebeurde in St. James’ Chapel in Londen. Daar kwam ook een delegatie van de Presbyteriaanse Kerk van Schotland de nieuwe koning gelukwensen. Toen de afgevaardigden hun landgenoot, bisschop Burnet, de hand kwam drukken, sprak deze zijn waardering uit over het boekje ”Des christens groot interest” van de Schotse predikant William Guthrie, dat hij in zijn jeugd met zegen had gelezen. Hetzelfde boekje behoorde tot de lievelingslectuur van koningin Mary, de vrouw van Willem III.

De band tussen bisschop Burnet en stadhouder-koning Willem III is altijd goed gebleven. Burnet was aanwezig bij het sterfbed van de Hollandse vorst, die in 1702 overleed. Tussen hem en koningin Anne boterde het echter niet zo. Toen zij overleed was Burnet bang dat de rooms-katholieke Jacobus Frans Eduard Stuart haar zou opvolgen. Wat was hij gerustgesteld toen dit gevaar werd afgewend. Een jaar later overleed hij in de Londense wijk Clerkenwell, waar hij ook werd begraven.


Aanbeveling van Jacobus Koelman

Hieronder volgt de verantwoording van de vertaler van de preek die Gilbert Burnet op 23 december 1688 in Londen voor prins Willem III hield. Van deze uitgave zijn vier drukken bekend. C. H. van den Hoven uit Alblasserdam ontdekte enkele jaren geleden dat niemand minder dan Jacobus Koelman (1632-1695), een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie, de vertaler is geweest. Koelman schreef:

Den Overzetter aan den Leezer,

Deze Predikatie van Dr. Burnet heb ik te liever willen vertaalen, dewijlze onder Godts zegen zal kunnen dienen tot verwakkering van de herten der vroomen in dezen Lande, om verder de welstandt van Engelandt, Schotlandt, en Yerlandt, door vyrige Gebeden by den Heere te zoeken, en wel bijzonderlijk van de publijke Kerk van Engelandt, dewelke van ’t begin van de eerste Reformatie af tot nu toe, met verscheyde overblijffels van ’t Pausdom is bezwalkt geweest. De Heere die zich nu zo goedt aan Engelandt vertoont, geve genadelijk, dat nu eyndelijck door een gezegent Parlament (gelijk in den Jaare 1643) de Bisschoppelijke Regeering, den Formulierendienst, de Feestdagen, en verscheyde onnutte Ceremonien en menschelijke vonden ontrent den Godsdienst, daar zo mogen uitgeweert worden, datse ten eeuwige dage daar niet weder herstelt worden.

J. K.

(Uit ”Een Predikatie, Gepredikt in de Capel van St. James, Voor zijn Hoogheidt den Prins van Orangie, Den 23 December, 1688”. Door Gilbert Burnet. D. D.’ (Amsterdam, Wed. van Steven Swart, 1689).)


Burnet: beginselvast en brede blik : Vriend en raadsman stadhouder-koning Willem III zag Rome als groot gevaar – door F. van Holten (Reformatorisch Dagblad, 05-08-1994)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer