Roem en onwankelbaarheid
„Bovenal aangenomen hebbende het schild des geloofs, met hetwelk gij al de vurige pijlen des bozen zult kunnen uitblussen.”
Efeze 6:16
De oproep tot de strijd: juist vanwege het feit dat mensen niet het minst in ere waren, waren ze het meest onwankelbaar. Dit is evenwel bij God niet zo. Bij Hem wedijveren beide, de roem en onwankelbaarheid, met evenveel kracht met elkaar. Laten we daarom en als we gezond zijn, wij die de omvang van de goede dingen van God hebben ingezien en voor alles hoe goed het is om zich met God te verzoenen –want dat betekent toch een pantser en een schild, en roem, en onwankelbaarheid, en alle goeds?–, laten we daarom met volharding, zonder uitstel, de strijd die voor ons ligt, aangaan en laten we nooit zonder wapens blijken te zijn. Want in het beeld van die ‘oorlog’ past niet dat we een soldaat ongewapend zien verschijnen. Want dan pas wordt de wapenrusting afgedaan, als de strijd voorbij is. En de strijd is voorbij wanneer de ziel en het lichaam van elkaar gescheiden worden. Zodat wij, zolang we hier op aarde zijn, moeten vuistvechten, als we thuis zitten, als we naar de markt gaan, als we ontbijten, als we ziek zijn en als we gezond zijn. Immers, ook tijdens het moment van ons ziek zijn is er een moment voor die strijd, wanneer de pijn aan alle kanten onze ziel in verwarring brengt.
_Johannes Chrysostomus,
aartsbisschop van Constantinopel
(”Psalm 5”, ca. 400)_