Kerk & religie

Lijdensschool

Mattheüs 26:36a

Meinardus Antonides
25 March 2015 08:32Gewijzigd op 15 November 2020 17:39

„Toen ging Jezus met hen in een plaats, genaamd Gethsémané.”

Wat behoorde Gods volk –in het bijzonder als de ziel dor en mager of moedeloos is– bij Jezus toch ernstig te zoeken die olie van Zijn Geest tot heiligmaking en vertroosting, om te mogen juichen: Ik ben met verse olie overgoten (Psalm 92:11).

Naar dit Gethsémané gaat Jezus met Zijn discipelen of apostelen, Zijn beminde zielsvrienden. Dat doet Hij deels omdat die nu en straks als de verkondigers van het Evangelie, de getuigen van Christus’ lijden zouden zijn. Ter bestemder tijd delen zij mede in Zijn heerlijkheid (1 Petrus 5:1).

Jezus is voor hen ook een geestelijk voorbeeld. Waar Christus heengaat, neemt Hij ook Zijn gelovigen met Zich mee. Hier is het een treurhof. Maar straks is het Zijn vreugdehof. Hier zijn dikwijls verdrukkingen. Maar straks is er heerlijkheid.

In Gethsémané gekomen, zei Jezus tot Zijn discipelen: Zit hier neder, totdat Ik heenga en aldaar zal gebeden hebben. De Heere Jezus wilde wel Zijn apostelen om Zich heen hebben als getuigen van Zijn lijden en zielsangst. Toch wilde Hij Zelf alleen verder gaan om te bidden, om des te vrijer met God Zijn Vader in het gebed te spreken en de angsten van Zijn hart als in de schoot van Zijn Vader uit te storten. Zo ging Jezus alleen tot dit bloedig strijdperk als de enige Middelaar om alleen de pers van Gods toorn te kunnen treden (Jesaja 63:3).

Meinardus Antonides, 
predikant te Onderwierum en Westerdijkshorn

(”Schriftmatige verklaring”, 1753)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer