Zingen als eenparig belijden
Organisten zijn bevraagd in een RD-enquête, maar wat verwachten kerkgangers eigenlijk van hun orgelspel? Twee mannen en twee vrouwen geven hun reactie. „Orgelspel zou helemaal in het teken van de verkondiging moeten staan.” En: „Gemeentezang is een eenparig belijden van de Naam van de Heere.”
Kunde, stijlgevoel en eerbied
„Wat ik verwacht van het orgelspel tijdens de eredienst: dat het een dienst bewijst aan de samenkomst van de gemeente”, zegt Theo Legemaat (42), lid van de gereformeerde gemeente in Scherpenzeel. „Het samen zingen van de gemeente is een gemeenschappelijk en eenparig belijden en prijzen van de Naam van de Heere. Het orgelspel is behulpzaam om dit in goede banen te leiden, en heeft daarom een opwekkende en stimulerende functie.”
Organisten mogen zeker rekening houden met de inhoud van het lied, aldus Legemaat, „maar dat mag niet ten koste gaan van de genoemde functie. Muzikale inlegkunde kan gemakkelijk ontsporen. Randvoorwaarden voor mij zijn kunde, stijlgevoel en eerbied – niet te verwarren met sentiment.”
Legemaat vindt het een voordeel als de organist goed aanvoelt welk tempo de gemeente aankan, en in dat tempo leidinggeeft. „Belangrijk is ook dat bij de overgangen tussen versregels de cadans bewaard blijft, en dat de regelinzetten van de gemeente op hetzelfde moment plaatsvinden als die van de organist. Een organist in een gemeente waar de psalmen in het oorspronkelijke ritme worden gezongen, heeft het wat dat betreft makkelijker dan zijn collega die isometrische zang begeleidt. Andersom mag de organist ook verwachten dat de zangers beter naar het orgel luisteren dan naar elkaar.”
Tot slot noemt Legemaat als richtlijn voor het orgelspel Filippenzen 4:8: „Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat liefelijk is, al wat wel luidt, zo er enige deugd is, en zo er enige lof is, bedenkt datzelve.” Deze leidraad bewaart voor muzikale oppervlakkigheid.”
Moderne akkoorden als stormgedruis
„Als orgelspel mij dichter bij mijn Schepper brengt, is het voor mij geslaagd”, zegt Jolanda van Schothorst-Geluk (40), lid van de gereformeerde gemeente in Bodegraven. „Organisten die de creatieve gave hebben ontvangen om de teksten van de psalmen te vertolken, hebben een grote verantwoordelijkheid. Het is niet om het even hoe een psalm wordt gespeeld. Zo herinner ik mij een dienst waarin gepreekt werd over Jona in de storm. Psalm 55:5, waarin het gaat over twist en wrevel, haat en wraak, werd gezongen. Het voorspel en de psalm zelf vertoonden wrange, moderne akkoorden, stormgedruis – wat kwam dát binnen! De organist eindigde, na het zingen, in een serene melodie – zoals ook Jona tot zijn bestemming kwam.”
Van Schothorst-Geluk noemt ook een avondmaalsdienst die werd geopend met Psalm 62:1: „Mijn ziel is immers stil tot God.” „De organist leidde de psalm heel subtiel in met een zacht fluitje. Ik weet zeker dat de Heilige Geest dit gebruikte om mij tot rust te brengen in mijn jachtige bestaan. Een organist mag van mij volledig vrij zijn in stijl, waarbij mijn voorkeur uitgaat naar een wat moderner genre. Als deze de tekst maar ondersteunt. Als de interpretatie van teksten uitblijft, vind ik dat jammer, hoewel niet iedere tekst zich leent voor een speciale vertolking. Nu bevind ik mij in de bevoorrechte positie dat ik lid ben van de gereformeerde gemeente in Bodegraven, waar wij begaafde organisten hebben. Ze maken er ook werk van om bijvoorbeeld tijdens gemeentedagen de gemeenteleden te onderwijzen in het orgelspel en bovenstemmen aan te leren, zodat ik als gemeentelid met vreugde betrokken kan zijn bij de samenzang.”
Opwekken om te zingen
Een organist dient uitnodigend te spelen, zodat de gemeente wordt opgewekt om te zingen, zegt J. van Horssen (56), lid van de gereformeerde gemeente in Nederland in Arnemuiden. De gemeente telt 440 leden en doopleden en vier organisten. „De organist heeft een dienende, maar ook een muzikaal opvoedende taak. Hij zorgt ervoor dat de melodie in het voorspel goed tot zijn recht komt en dat de gemeente tegelijk begint, en dat de zang niet te snel en niet te langzaam gaat.”
Hoewel Van Horssen zelf de romantische stijl verkiest, is dit voor hem uiteindelijk ondergeschikt. „Of het nu barok is of romantiek, de één zegt: ik ben van Zwart, een ander is van Sanderman. Maar het gaat om wat Bach onder zijn cantates schreef: Soli Deo gloria. Ik heb weleens gelezen dat een man in Engeland door het mooie uitnodigende orgelspel voor de dienst naar binnen werd gelokt. In die dienst kwam hij tot bekering.”
Van Horssen vindt het belangrijk dat het orgelspel tijdens de eredienst een eenheid vormt met de liturgie, zodat de gemeente merkt dat de organist het goed heeft voorbereid. Tegelijk moet een organist niet zijn muzikale wil aan de gemeente willen opleggen, vindt hij. „Laat hem rekening houden met de ligging van de gemeente.”
Je kunt minder gaven hebben om te spelen, zegt Van Horssen, maar er toch gevoel in leggen. „Laten we elkaar erin verdragen dat de één meer gaven heeft dan de ander. En ik weet ook wel: we moeten woekeren met onze talenten. Dus ga als organist dan op les om je bij te laten scholen. Zo nodig zou dat door de kerk betaald kunnen worden.”
Een extra dimensie aan de dienst geven
Orgelspel voor, tijdens en na de dienst zou helemaal in het teken van de Woordverkondiging moeten staan, zegt Nelie Verwijs (52), die naar de kerk gaat in de Protestantse Kerk in Nederland van Sirjansland. „Zelf vind ik een heel zacht orgelspel voor de dienst al een voorbereiding, een ontmoeting met God – het Woord dat door Zijn knecht wordt gesproken. Deze voorbereiding alleen al kan van grote betekenis zijn hoe een dienst wordt beluisterd. Maar meestal wordt er voor de dienst lustig op los gespeeld (en gekwebbeld!).”
Ook een lied als aansluiting op de preek, een gezang, ervaart Verwijs als „mooie aanvulling.” „De beste organisten zijn naar mijn mening de bescheiden spelers die niet zichzelf in het middelpunt willen zetten door ellenlange voorspelen met allerlei franje, maar die door hun orgelspel een extra dimensie aan de dienst willen geven.”
Die extra dimensie ontstaat volgens Verwijs „door aan te sluiten bij de inhoud van de gezongen psalmen en gezangen; door het ingehouden spelen bij een gebed, en door wat meer volume bij lofprijzing. Een voorspel is nuttig om even de juiste melodie te laten herkennen. Bij onbekende psalmen zou de hele psalm doorgespeeld kunnen worden. En laat het tempo zo zijn dat iedereen ervan kan genieten: een beetje tussen de snelle en de langzame zangers in. Transponeren tijdens het zingen kan ook een bijdrage leveren aan de inhoud van de woorden. Dit maakte ik onlangs mee bij het zingen van Psalm 42:1: heel mooi. Een organist oogst in het algemeen weinig waardering, maar kan echt de toon zetten!”
Dit is het vierde deel in een serie artikelen naar aanleiding van de RD-enquête onder kerkorganisten. Maandag deel 5.