Economie

Goed voor tuincentra: pionieren in de achtertuin en moestuinieren

AMSTELVEEN/NIEUWVEEN. De blauwe druifjes in potjes staan er weer, bij de tuincentra. En de narcissen en andere bloeiende voorjaarsplanten. Of die druifjes echt zoden aan de dijk zetten, qua omzet, in een tuincentrum? Coen van Dijk uit Nieuwveen lacht. „Eerlijk gezegd niet.”

Jakko Gunst en Clasina van den Heuvel
18 March 2015 09:48Gewijzigd op 15 November 2020 17:28
beeld Fotolia
beeld Fotolia

Tuinbranche Nederland maakte dinsdag cijfers bekend over 2014. Planten werden er vorig jaar wat minder verkocht dan in 2013: veel oude hadden de zachte winter overleefd. Gereedschap en onderhoudsspullen scoorden beter –ze plusten met 8 procent–, en ook zaken zoals tuinkasjes, vierkantemetertuinen en het groen daarvoor gingen grif over de toonbank bij tuincentra. „Mensen willen moestuinieren”, zei directeur Frank van der Heide van Tuinbranche Nederland. De gratis moestuintjes van Albert Heijn sluiten perfect aan bij een trend: die van de eetbare tuin.

Coen van Dijk (46) runt al 23 jaar een tuinplantencentrum in Nieuwveen. „We verkopen geen paraplu’s en parasols en zo. Wij zijn gespecialiseerd in tuinplanten.” De klanten uit de regio 
–behalve uit Nieuwveen komen ze ook uit onder andere Amstelveen en Vinkeveen– zijn doorgaans liefhebbers. Ze komen met hele plantenlijsten naar Van Dijk, die, als hij een plant niet op voorraad heeft, probeert die binnen twee dagen alsnog te leveren. Ook verkoopt hij veel aan hoveniers.

Eerder hadden vooral ouderen interesse in een groentetuin, maar de laatste twee jaar ziet Van Dijk „een enorme toename” van jonge mensen die een moestuin beginnen. „Het biologische verhaal speelt een rol: ze willen groenten die niet bespoten zijn. Mensen vinden het leuk om ermee bezig te zijn. En ze willen de kinderen enthousiast maken en hun leren waar het eten op hun bord vandaan komt.” Met de fans van mini-uitvoeringen –de vierkantemetertuin of een andere variant die op het balkon past– heeft hij minder te maken. „Het is hier nogal landelijk; veel mensen hebben een tuin, of zelfs kassen achter het huis. Maar aan eetbare planten hebben we een groot aanbod.”

De afgelopen jaren is de interesse in tuinieren flink gegroeid, weet Van Dijk. „Vroeger werden tuinen gerust verwaarloosd, of zeiden mensen: we leggen er grindtegels of een paar bielzen in en klaar. Dat is veranderd. Iedereen wil er nu wat moois van maken. Ons assortiment is gaandeweg veel breder geworden, met bijvoorbeeld apartere bomen.” Rond de crisis werden klanten voorzichtiger; intussen mag een plant weer wat kosten, zegt Van Dijk. „Doe maar een wat zwaardere boom, hoor ik dan. Of een exclusievere.” Mensen vragen gericht naar bepaalde planten, vertelt hij. „Ze hebben een hoop eisen, willen bijvoorbeeld een stam van 1,60 in plaats van die van 2 meter die we op voorraad hebben, en wij gaan op zoek en regelen wat ze willen. Daar zijn we dagelijks mee bezig.”

Bij tuinplantencentrum Van Dijk is het nu ook feest, met de narcissen en druifjes in potjes. „Om eerlijk te zijn, de omzet daarin is natuurlijk centenwerk, net als bij de groenteplantjes. Maar je hebt wel mensen op het erf. En je wilt een compleet assortiment aanbieden. Ze horen erbij, die druifjes.”

Verzamelhobbytuin

Een andere belangrijke reden dat de tuinbranche voorzichtig in de plus zit, behalve door de aandacht voor moestuinieren, is dat een groeiend aantal tuinders de eigen achtertuin gaat inrichten als ontdekkingsruimte. „Het hele jaar door probeer ik iets in bloei te hebben”, zegt de 74-jarige tuinliefhebber Wim van Vliet uit Aalsmeer. „Alles wat daartoe bijdraagt en wat ik mooi vind, krijgt een plek.”

Een enorme ceder in de voortuin belet voorbijgangers een al te vrije inkijk in zijn woning. „Mijn natuurlijke zonnescherm”, lacht hij. „Een ceder beschut tegen zonnestralen zonder dat het binnen meteen pikdonker is.”

Ondanks het prille voorjaar staat Van Vliets achtertuin al volop in bloei. „Als het even kan, zien mijn vrouw en ik rond deze tijd van het jaar graag iets van de lente.” De hobbyist wijst schitterende helleborussen aan, gevolgd door camelia’s die 8 graden nachtvorst kunnen verdragen, en Nieuw-Zeelandse varianten van deze plantensoort die zelfs minimumtemperaturen van min 18 kunnen doorstaan.

Via deze natuurwonderen gaat het naar de primula’s, de ranonkels en de dianthussen; allemaal vroegbloeiers. De rondleiding eindigt bij een appelboompje dat wordt belaagd door een soort bessenstruik. „De Viscum album, een halfparasiet”, laat Van Vliet weten. „Eigenlijk moet ik hem daar weghalen, maar hij doet het zo perfect dat ik dat ook weer mooi vind om te zien.” Een verzamelhobbytuin, zo zou Van Vliet zijn achtertuin het liefst omschrijven.

Pionieren in de achtertuin is populair. „Door de economische tegenwind zit niet iedereen zo goed in de slappe was als tien jaar terug”, verklaart Van Vliet de trend. „Mensen zoeken hun ontspanning en vermaak nu dichter bij huis, in of rond de eigen woning. Vaak zie je dan dat de achtertuin een soort buitenkamer wordt. Maak maar eens een wandeling door de binnenstad van Amsterdam. Een beetje stadsgids weet de geveltuinen zo aan te wijzen. Druiventakken langs het raam en over de vensterbanken of een vijgenboom op de hoek van een terras; je ziet het allemaal.”

Voor wie ervaringen over het tuinieren wil uitwisselen, is er Groei & Bloei, een landelijke vereniging met 35.000 leden. Van Vliet is voorzitter van de afdeling in Aalsmeer, die 400 leden heeft. Hij verheugt zich op de Helleborussendag, volgende maand, met onder meer een bezoek aan een gespecialiseerde kweker in de Noordoostpolder. Hoogtepunt van het komend seizoen wordt het jaarlijkse open tuinweekend, waarin Aalsmeerders met groene vingers hun tuinen openstellen voor bezoek. „In andermans tuintje kijken om je eigen tuinproblemen op te lossen, is het leukste wat er is”, lacht Van Vliet.

„Als je gegrepen bent door de natuur probeer je er steeds meer van te begrijpen”, zegt de inmiddels gepensioneerde Aalsmeerder, die zijn brood verdiende in de zadenveredeling. „Dat stopt niet op je 65e. Neem nou deze siererwt, de lathyrus. Iemand zei me laatst: Een schitterende plant, maar jammer dat hij zo gauw is uitgebloeid. Dat zit zo: zodra zo’n plant z’n eerste zaadpeulen heeft gevormd denkt hij: Mijn taak zit erop, ik heb zaad gegeven. Dan is het heel snel einde verhaal. Maar als je die zaadpeulen weghaalt, denkt zo’n plant: Ik moet doorgaan, ik moet nog zaad geven. En dan staat hij de hele zomer in bloei. Plukken om te blijven plukken, dat is het verhaal van de lathyrus. En zo heeft elke plant zijn eigen geheim. Ik zeg altijd: Je moet je aanwennen om altijd met een plant te praten, dan krijg je soms het gevoel dat hij je begrijpt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer