Zweedse koning blundert in Brunei
De monarchie in Zweden is na enkele ongelukkige uitspraken van koning Carl Gustaf vervaarlijk aan het wankelen geraakt. Tijdens een staatsbezoek aan Brunei in Zuidoost-Azië heeft hij zich in een gesprek met de Zweedse pers in zeer lovende woorden uitgelaten over de regeringsaanpak van de absolute alleenheerser sultan Hassanal Bolkiah.
Daarmee ging de Zweedse monarch ver over de schreef. De zaak sussen helpt niet meer: de koning dient zich voor te bereiden op een verklaring aan het kabinet.
In een voorafgaand aan het staatsbezoek openbaar gemaakt rapport van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Stockholm wordt Brunei namelijk gekenmerkt als een land waar het er niet alleen met de democratie, maar ook met de mensenrechten bijzonder droevig voorstaat. Politici en commentatoren in Zweden rees de haren te berge toen ze kennisnamen van de uitlatingen van hun staatshoofd. In één klap was een enorme rel geboren, die door de voorstanders van de afschaffing van de monarchie -en dat zijn er velen in Zweden- met beide handen is aangegrepen.
Precies dertig jaar nadat het Zweedse koningschap van zijn laatste restje aan politieke macht en bevoegdheden is ontdaan, is op zijn minst de basis gelegd voor een nieuwe fundamentele discussie over de monarchie. Daarmee kan het definitieve einde van dit instituut wel eens zijn ingeluid, aldus sommige commentatoren. Een commentator die in ieder geval enige importantie niet kan worden ontzegd, is hoogleraar staatsrecht Olof Pettersson. Hij wordt door de media ruimhartig geciteerd. Temeer omdat hij er geen doekjes om windt. „Zweden bevindt zich in een diepe constitutionele crisis”, zegt hij.
Carl XVI Gustaf heeft de ernst van de zaak ook ingezien en geeft toe dat hij zich zwak heeft uitgedrukt. Wat heeft de koning precies gezegd over de dictator in Brunei, die alle belangrijke regeringsposten en staatsfuncties in zich verenigt en die eerder uit een sprookje van duizend-en-een-nacht afkomstig lijkt dan dat hij leeft in 2004?
Dit heeft de koning gezegd: „Iedere zondag na het bezoek aan de moskee houdt hij audiëntie, waar iedereen kan komen om zijn wensen, en vermoedelijk ook klachten, naar voren te brengen. Dus ik beleef dit op een bepaalde manier als een land dat opener is dan welk ander land ook.” En over de sultan: „Hij staat geweldig dicht bij zijn volk. Bijvoorbeeld op zijn verjaardag in juni. Dan ontvangt hij 40.000 mensen in zijn paleis. (…) Hij schudt 20.000 mensen de hand gedurende twee dagen en biedt dan een groot buffet aan.”
Deze nogal naïef aandoende geestdrift staat haaks op de door de regering uitgestippelde politieke lijn om bij staatsbezoeken zo nodig op gepaste wijze aandacht te vragen voor mensenrechten en democratische hervormingen. In het kleine Zuidoost-Aziatische land op het eiland Borneo was daar alle aanleiding voor.
„In Brunei heerst de sultan met onbeperkte macht. Burgerrechten, politieke rechten en vrijheid van godsdienst zijn zeer beperkt. Vrouwen worden blootgesteld aan discriminatie”, vermeldt het rapport van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het staatsbezoek was om die reden bij voorbaat al omstreden. Verzachtende omstandigheid is dat de sultan van Brunei niet te boek staat als een redeloze bruut à la Saddam Hussein, maar dat hij oog heeft voor met name sociale rechtvaardigheid.
Minder bombastisch in hun oordeel dan staatsrechtdeskundige Pettersson zijn de politieke leiders, die (afgezien van de felle republikeinen uit extreem linkse hoek) vooralsnog niet verder gaan dan stevige kritiek. De sociaal-democraten -die ook de regeringspartij vertegenwoordigen- tonen zich bezorgd over de reputatie van Zweden in het buitenland, hoewel premier Göran Persson zich principieel onthoudt van commentaar op uitlatingen van het staatshoofd.
Anderen binnen de partij laten wel kritiek horen. „Wij weten misschien wel waar de koning voor staat, maar we mogen hopen dat deze kwestie binnen Zweedse muren blijft, zodat men in het buitenland niet gaat denken dat dit onze ideeën over democratie zijn”, zegt partijsecretaris Lars Stjernkvist.
Gelegenheid voor een fundamentele discussie over de toekomst van de monarchie krijgt de volksvertegenwoordiging onder alle omstandigheden. Volgens de politieke agenda komt namelijk binnenkort het functioneren van de huidige grondwet aan de orde. Daarin staat ook het een en ander over de monarchie.
Sinds februari 1974 is het koningschap veel meer dan in Nederland een tandeloos instituut. Zelfs de benoeming van ministers en het voorlezen van de politieke verklaring aan het begin van het parlementaire jaar is er voor Carl Gustaf niet meer bij. De stap naar complete afschaffing is zo bezien niet groot meer. „De vraag is al vaker gesteld en moet opnieuw worden gesteld”, schreef dinsdag de commentator van de gematigde krant Sydsvenska Dagbladet. „Waarom hebben we eigenlijk een monarchie?”