Een knipoog naar Bach bij Psalm 51 (video)
De doorsnee kerkorganist in reformatorische kring is een man, speelt muziek uit de school van Zwart/Asma óf van Dick Sanderman, is zonder vergelijkend proefspel op de orgelbank terechtgekomen, heeft geen contract maar is tevreden over de samenwerking met de kerkenraad.
Dat is het beeld dat oprijst uit de resultaten van de enquête die deze krant onder kerkorganisten hield. De respons was groot: bijna 1250 organisten uit de volle breedte van de gereformeerde gezindte beantwoordden de vragen over het orgelspel in de kerk en over hun persoonlijke voorkeuren.
De grafieken en diagrammen op deze pagina laten zien welke muziek de mannen en –in veel mindere mate– vrouwen op de orgelbank gebruiken. De koraalboeken van Willem Hendrik Zwart (1998) en Dick Sanderman (2001) springen eruit, naast de oude vertrouwde begeleidingsbundel van Worp. Gevraagd naar de koraalboeken die ze het liefst op de lessenaar hebben staan, zetten organisten Worp echter pas op de zesde plaats. Blijkbaar is deze bundel qua gebruik nog wel ingeburgerd –waarschijnlijk vanwege de eenvoud–, maar spelen organisten toch liever uit de koraalboeken van Zwart, Sanderman (de isometrische en de ritmische), Cor van Dijk en Marco den Toom.
Een omissie in het onderzoek was overigens dat in het rijtje koraalboeken de bundel ”U alleen, U loven wij” van Leen Schippers ontbrak. Uit de antwoorden op de vraag naar de losse bundels met koraalmuziek blijkt dat de relatief eenvoudige muziek van Schippers door bijna de helft van de organisten wordt gebruikt. Of dat ook voor zijn koraalbundel uit 2003 geldt, is echter onduidelijk.
De uitkomsten laten zien dat veel organisten de voorkeur geven aan muziek uit de zogenoemde Zwart/Asmaschool, waartoe –met enige voorzichtigheid– naast Jan Zwart en Feike Asma organisten zoals Willem Hendrik Zwart, Klaas Jan Mulder, Cor van Dijk, Marco den Toom, Leen Schippers en Pieter Heykoop gerekend kunnen worden. Daarnaast is er een grote groep respondenten die Sanderman en –voor wat betreft het improviseren– Sietze de Vries als voorkeur en voorbeeld hebben, namen die staan voor een meer klassieke of barokke stijl.
Er is weliswaar een overlap tussen beide groepen. Als het gaat om de koraalboeken van Zwart en Sanderman, wijst het onderzoek uit dat een kwart van de respondenten beide bundels in bezit heeft. Eén op de vijf speelt zondags ook daadwerkelijk uit beide bundels. Maar bij de vraag welke twee bundels organisten het liefst gebruiken, zet maar een heel klein deel (5 procent) de boeken van Zwart en Sanderman allebei in zijn top 2.
Tekort
Organisten spelen niet alleen in hun eigen gemeente: een derde geeft aan ook elders bij te springen. Als belangrijkste reden wordt genoemd dat er in andere gemeenten een tekort aan organisten is. Sommigen doen het „om financieel-technische redenen” (de eigen gemeente geeft geen vergoeding), een enkeling zegt dat het orgel in de gastgemeente mooier is.
De meeste organisten zitten qua leeftijd in de categorie 30-50 jaar en zijn vaak al lang actief. Twee derde is meer dan tien jaar organist, een kwart meer dan dertig jaar, één op de tien zelfs meer dan veertig jaar. Eén respondent houdt het al zeventig jaar vol. Daarbij geeft bijna de helft aan iedere zondag te spelen.
Als het gaat om de opleiding van de zondagse speellieden blijkt dat de grootste groep (twee derde) vijf tot tien jaar les heeft gehad. Een kleine groep (één op de zestien) geeft aan nooit orgellessen te hebben gevolgd. Voor veruit de meeste spelers is het krijgen van les iets van het verleden: slechts een derde is op dit moment maandelijks of vaker in de leer.
Qua muzieknotatie die organisten gebruiken, is het notenschrift het meest ingeburgerd (85 procent). Daarnaast wordt klavarskribo gehanteerd. Een enkeling (vier organisten) gebruikt het cijferschrift, twintig mensen zeggen niets voor zich te hebben.
Dubois
Twee op de vijf organisten nemen zondags de vrijheid om in voorspelen fragmenten uit klassieke orgelcomposities te verwerken. Muziek van Bach wordt het vaakst genoemd. Een aantal organisten combineert bijvoorbeeld Psalm 51 met de aria ”Erbarme dich” uit de Matthäus Passion. Anderen spelen het ”Halleluja” uit de ”Messiah” van Händel bij een lofpsalm.
Ook virtuoze muziek krijgt een plek in de eredienst. Franse toccata’s van Dubois en Boëllmann worden bijvoorbeeld gecombineerd met Psalm 118 of 150. Een ander speelt een deel van de Final uit Guilmants Eerste Sonate ter inleiding op Psalm 73.
Dergelijke werken klinken ook in z’n geheel. Een derde geeft aan weleens complete niet-koraalgebonden orgelwerken te spelen. En dan niet alleen een rustig deel uit een sonate van Mendelssohn, maar ook de toccata’s van Grison, Gigout, Widor en Bach, de Fanfare van Lemmens en de complete Cathedral Suite van Gordon Young.
Deze praktijk komt over de hele breedte van het kerkelijk spectrum voor, maar getalsmatig het meest in Gereformeerde Bondskring. Dat geldt ook voor het knipogen naar klassieke werken. Dat laatste wordt echter bijvoorbeeld ook door bijna de helft van de christelijke gereformeerde en door twee vijfde van de hersteld hervormde organisten gedaan. Getalsmatig scoren de Gereformeerde Gemeenten hier hoog: 112 respondenten (een derde van de GG-organisten) geven aan dit knipogen te praktiseren.
Regelgeving
In veel kerkelijke gemeenten is er rond de organist weinig formeel geregeld. Twee derde van de respondenten heeft nooit hoeven voorspelen. Verreweg de meesten (92 procent) hebben een aanstelling voor onbepaalde tijd. Bijna driekwart heeft geen contract. Bijna een derde geeft aan nooit te overleggen met de kerkenraad. Een kwart zit nooit met de andere organisten om de tafel.
Binnen de Gereformeerde Gemeenten is er het meest sprake van regelgeving. De helft van de organisten binnen dit kerkverband heeft moeten voorspelen, één op de vijf moet periodiek aftreden, één op de drie heeft een contract, vier op de vijf zitten met enige regelmaat met de kerkenraad om de tafel.
Ondanks dat veel organisten weinig (formele) aandacht en feedback krijgen, is 84 procent van hen (redelijk) tevreden over de samenwerking met de kerkenraad. De respondenten die ontevreden zijn, geven als belangrijkste redenen op dat de kerkenraad geen belangstelling toont voor orgelspel en gemeentezang, dat kerkenraadsleden ondeskundig zijn en dat ze als organist alleen wat horen als er kritiek uit de gemeente komt.
serie De kerkorganist
Dit is het eerste deel in een serie artikelen naar aanleiding van de RD-enquête onder kerkorganisten. Maandag deel 2.