Groeicijfers worden in China beloond en dat is funest
PEKING. Het wordt tijd dat de autoriteiten in Peking stoppen met hun dubbelhartige beleid van enerzijds bescherming van het milieu en anderzijds het eisen van een hoge economische groei. Lokale bestuurders weten dan wel waarvoor ze kiezen, stelt de Amerikaanse Chinakenner Daniel Gartner.
De verantwoordelijkheid voor de controle op naleving van milieuzaken is in China verdeeld over minstens zes ministeries en instanties, elk met vaak onderling concurrerende doelen en agenda’s. Dat gaat natuurlijk nooit werken, stelt Daniel Gartner in een essay over China’s milieu-probleem, dat hij vorig jaar publiceerde op EastAsiaForum.
Daar komt bij dat het ministerie van Milieubescherming (MEP) niet de macht heeft die het zou moeten hebben. Als jongste ministerie van de 25 die in de staatsraad zijn vertegenwoordigd (MEP kreeg pas in 2008 ministeriële status), heeft het nog een mager personeelsbestand van 300 man (ter vergelijking: in de VS heeft zo’n zelfde instantie meer dan 17.000 werknemers). Zodoende is MEP, concludeert Gartner, nauwelijks in staat milieudelicten aan te pakken of nieuw beleid in gang te zetten.
En dan is er nog een tegenstrijdigheid in het beleid aan de top. Peking formuleert weliswaar milieubeleid, maar legt vervolgens de verantwoordelijkheid van uitvoering bij de lokale bestuurders. Maar die worden tegelijkertijd door hun superieuren in Peking gemaand toch vooral voor economische groei te zorgen. Promoties van bestuurders zijn gebaseerd op de mate van ontwikkeling van de economie, niet op die van groen. Is het verwonderlijk dat ambtenaren kiezen voor het eerste?