Joost van Belzen maakt een reis door twee muzikale werelden
Hij heeft een bijna volledige baan als muziekdocent, dirigeert zeven koren en studeert ook nog eens serieus orgel. Joost van Belzen: „Ik zal mijn muzikale afkomst nooit verloochenen.”
Niet direct z’n spraak, maar z’n achternaam verraadt hem: Joost van Belzen (26) is een Zeeuw. „Een echte. Ik kom uit Krabbendieke, zoals we hier zeggen.” Hij lacht. „Als ik buiten Zeeland moet optreden, zeg ik: Ik ben in het land. Alsof Zeeland geen Nederland is.”
Joost wordt als jochie geraakt door het orgel. „Ik ging op les bij Cees van der Hart, in het dorp. Het ging over bergen en door dalen, want ik moest studeren. Klaas Jan Mulder: daar kon ik uren naar luisteren. Als ik plaatjes van grote orgels zag, dacht ik: Zal ik daar ooit komen?”
Twaalf is Joost als hij kerkorganist wordt in Kruiningen. Bij Kees van Eersel, organist van de Grote Kerk in Goes, vervolgt hij, inmiddels 15, zijn orgelstudie. „Orgel spelen vond ik het mooiste wat er was. Nee, zeiden vrienden, het is iets voor mietjes. Als we op school sportdag hadden, mocht ik spelen. De rest van de groep ging dan bewegen op muziek.”
Van Eersel pakt Joost hard aan. „Ik moest voorspelen: ”Communion” van Guilmant. Van Eersel zei: Ik neem je aan, maar alleen omdat je een muzikaal ventje bent. Ik heb veel van hem geleerd, vooral qua techniek. Het eerste jaar waren we uren bezig met vinger- en pedaalzettingen. Op een keer moest Van Eersel tijdens de les naar de wc. Ik dacht: Dit is mijn kans; ik trek het orgel een keer flink open. Van Eersel gaf een gil vanuit de kerk. Ik zat te sidderen op de orgelbank.”
Kansen
Na de middelbare school leert Joost op het Hoornbeeck College voor onderwijsassistent. „In die tijd zochten ze bij het jongerenkoor Matthanja in Goes een organist. Peter Wildeman, de dirigent van het koor, heeft ervoor gezorgd dat ik het werd. Peter wordt weleens in een bepaalde hoek gezet, maar ik heb veel aan hem te danken. Hij heeft me de afgelopen tien jaar onnoemelijk veel kansen gegeven.”
Het onderwijs blijft trekken. Joost gaat naar de Schumann Akademie, gevolgd door het conservatorium in Rotterdam, om voor muziekdocent te leren. „In Rotterdam deed ik de bijvakken orgel, piano en koordirectie. Bij het afsluitende tentamen vroeg de jury: Is het niks voor jou om hoofdvak orgel te gaan doen? Ik heb gezegd: Alleen als ik het in deeltijd én in mijn eigen tempo mag doen. Dat hebben ze voor me geregeld. Ik mocht zelf de docent kiezen. Het werd Ben van Oosten. Hij is goed in het romantische repertoire. Dat ligt mij. Binnenkort begin ik met de drie Chorals van Franck.”
Hoe bevalt de orgelstudie Van Belzen? „Ben van Oosten is een meester, een echte. En een vaderlijke figuur. Als ik voor één organist respect heb, dan is het voor hem. Ik groeide thuis niet op met Bach, maar ik ben zijn muziek gaan waarderen dankzij Ben. Een docent op het conservatorium zei: Bach is hemelse muziek. Daar zit wat in. Geen noot staat verkeerd. De diepste vezels van muziek worden bij Bach naar boven gehaald. Neem zijn triosonates voor orgel. Jaren geleden dacht ik er niet aan. Nu krijg ik er kippenvel van. Dat je als organist drie stemmen, eigenlijk zijn het drie instrumenten, in je eentje kunt spelen.”
Djembé
Overdag geeft de hersteld hervormde Van Belzen muziek op de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem. Hij heeft een bijna volledige baan. „Lesgeven is zó leuk. Het zorgt voor een gouden randje om de week. Het leukst is als de leerlingen niks van muziek weten, maar na verloop van tijd toch op een djembé zitten te spelen. Dan heb ik het ultieme doel bereikt. Een jongen was op een gegeven moment met ritme bezig. Het water liep hem uit de mond, zo leuk vond-ie het. Hij schreef op een briefje: Ik wil drummer worden. Van zulke momenten geniet ik.”
De muzieksectie op de Gomarus telt drie docenten. Van Belzen: „Ik ben de romanticus, Jeroen Bal is de klassieke man, en Martien van der Zwan zit ertussenin. We zijn allemaal verschillend, maar hebben het goed met elkaar.”
’s Avonds is Van Belzen op pad voor zijn zeven koren. Daar zingt hij vooral het gewijde repertoire mee. Leeft hij muzikaal in twee werelden? „Ja, en het is mijn ambitie om die twee met elkaar te verenigen. Ik kan erg genieten van een psalmbewerking, bijvoorbeeld van Mulder. Dat raakt me. Ik zal mijn muzikale afkomst nooit verloochenen. Maar ik ben bezig een reis te maken. Een reis door de muziek. Ik ben ook andere stijlen gaan waarderen. Ik zou willen dat we als muzikanten meer respect voor elkaar hadden, ondanks het verschil in stijl. Vanuit de schepping bezien is muziek zoiets moois. Je staat sterker als je waardering voor elkaar hebt.”
Ook met zijn orgeldocent praat Van Belzen over deze dingen. „Ben van Oosten zegt altijd: Je moet doen waar je je goed bij voelt, maar ga wel voor kwaliteit. Dat stimuleert mij. Ik probeer het beste uit m’n koren te halen. Dat kost én geeft energie. Ik kan niet met elk koor evenveel bereiken. Tegen projectkoren heb ik niks, maar met koren die wekelijks repeteren, kom je verder. Met elk koor ga ik de strijd om de kwaliteit aan. Overigens kunnen projectkoren er wel voor zorgen dat mensen uiteindelijk op een vast koor gaan.”
Van Belzen zit veel in de auto. Onderweg laadt hij zich muzikaal op. „In deze tijd van het jaar luister ik naar de Passionen van Bach. Sommige koralen kan ik niet met droge ogen aanhoren. Veel respect heb ik voor de vertolking door Pieter Jan Leusink. Elk jaar ga ik naar zijn Matthäus Passion. Maar ik luister ook naar grote orkestwerken, uitgevoerd door bijvoorbeeld Mariss Jansons met het Concertgebouworkest. Heel inspirerend.”
Wat zijn de toekomstplannen van Van Belzen? Hij valt stil. Dan, zonder opsmuk: „Ik was 18 toen ik concerten begon te geven. De afgelopen jaren heb ik op het orgel in de St.-Eustache in Parijs en in de dom in Keulen gespeeld. Ik ben met koren naar Amerika en Canada geweest. Waar ik over tien jaar sta? Ik weet het echt niet; ik zie wel wat er op m’n muzikale pad komt. Ik hoop met veel verschillende muzikanten samen te werken. Dat doe ik liever dan praten over elkaar.”
In juni gaat Van Belzen trouwen. Hij verhuist dan van Krabbendijke naar Schelluinen, bij Gorinchem. Hij zal veel blijven reizen, want hij heeft zowel koren in Kesteren als in Goes. „Mensen vragen soms: Hoe hou je het vol? Ik heb fysiotherapie om in conditie te blijven. En zonder vroom te doen: gezondheid en energie moeten je gegeven worden.”
Staat Van Belzen op een voetstuk bij zijn koren, bij zijn publiek? Hij lacht verlegen. „Ik weet dat zulke dingen gebeuren, maar ben er niet zo mee bezig. Ik denk aan het meisje op de Gomarus, dat onderweg naar huis verongelukte. Je leven kan ineens afgelopen zijn. Ze hoeven voor mij geen standbeeld op te richten; alsjeblieft niet.”