Anarchie groeit nu wereldorde sterft
Landen zijn op mondiaal niveau niet meer in staat om effectief samen te werken, stelt de Engelse oud-minister David Miliband.
Er zijn minder oorlogen dan ooit, maar toch grijpt de chaos in steeds meer plaatsen om zich heen. We zien het niet alleen in Syrië, waar het menselijke lijden zich uitspreidt over de hele regio. We zien het ook in Nigeria, waar Boko Haram al 2500 mensen heeft gedood en 1,5 miljoen mensen heeft verjaagd. In de Centraal-Afrikaanse Republiek lukt het de overheid niet eens om in de hoofdstad haar gezag te vestigen. De taliban in Afghanistan zijn nog lang niet verslagen. Zo’n 1700 clans en milities strijden om de macht in Libië. Er zijn veertig gewapende groepen die rondtrekken in Oost-Congo. En de lijst is nog zo veel langer.
Humanitaire organisaties proberen hier mee om te gaan, maar hebben te weinig middelen. Bovendien zijn ze opgezet met het oog op afgebakende internationale conflicten. Daarom weten ze niet goed raad met deze chaotische, langdurige binnenlandse conflicten.
Deskundigen zijn verdeeld over drie scholen, met elk een eigen verklaring voor deze ontwikkelingen. De eerste school legt de nadruk op de interne strijd in de islamitische wereld, en vergelijkt het met de Reformatie die een half millennium geleden heel Europa deed samentrekken. Er wordt veel gesproken over het gevaar van IS voor het Westen, maar desondanks is het vooral, zoals de Pakistaans journalist Ahmed Rashid verwoordt, „een oorlog binnen de islam: een conflict van de soenni tegen de shia, en ook een oorlog van soennitische extremisten tegen meer gematigde moslims.”
Toch is dit geen voldoende verklaring voor de anarchie die we zien in een land als Zuid-Sudan, waar 11 miljoen mensen drie jaar geleden onafhankelijkheid kregen na een bittere strijd. Anderhalf miljoen van hen zijn nu ontworteld, wat niets te maken heeft met de islam, maar alles met een strijd die langs etnische lijnen wordt gevoerd over de grondstoffen.
Koude Oorlog
Ten minste twee factoren zijn cruciaal voor het begrijpen van de acute crisis die zich momenteel in dertig, veertig staten manifesteert. De eerste is: er zit een keerzijde aan de medaille van globalisering. In plaats van een ontwikkeling naar een homogene samenleving, laten lokale etnische, politieke en religieuze identiteiten zich steeds sterker gelden. Daarnaast slagen steeds meer overheden er niet meer in om deze groepen op een vreedzame manier bijeen te houden. Hun politieke systemen zijn te broos, hun bevolking is te arm en hun buren zijn te bemoeizuchtig, waardoor het de leiders niet lukt om de macht te delen en te voorzien in de behoeften van de mensen.
Maar er is nog een andere factor die maakt dat ernstige crises niet goed worden aangepakt. En dat is de zwakke en verdeelde internationale gemeenschap. In de Koude Oorlog was er polarisatie en geweld, maar ook een bepaalde orde. We moeten daar niet naar terugverlangen, maar moeten wel inzien wat de consequenties zijn van het vacuüm dat daarvoor in de plaats is gekomen. Op mondiaal niveau zijn landen niet meer in staat om effectief samen te werken.
Ebola
Neem de ebola-epidemie in West-Afrika. Door het langzame en zwakke internationale antwoord, werden de zwaarste lasten gedragen door de lokale gemeenschap. Daardoor was het aantal slachtoffers veel hoger dan nodig.
Het grotere plaatje toont internationale instellingen die worden belaagd door tegengestelde eisen en nationale prioriteiten. Ze willen niet te veel, zoals vaak van de EU en de VN wordt gezegd; integendeel: ze proberen te overleven te midden van vastgeroeste nationale posities. Samen met de zwakke structuren in fragiele staten is dit een recept voor chaos.
De humanitaire sector probeert zijn eigen werk telkens te verbeteren. Maar ook al kunnen we misschien het sterven vertragen, we kunnen het doden niet stoppen.
Dat is de uitdaging voor de mondiale politiek. Om prioriteiten te stellen, opnieuw waarden te formuleren en te werken aan een sterke organisatiestructuur.
De auteur is het hoofd van de International Rescue Committee en was van 2007 tot 2010 minister van Buitenlandse Zaken in het Verenigd Koninkrijk.