Cultuur & boeken

Twee soorten kinderen

Titel:

Door ds. M. Goudriaan
6 February 2002 08:50Gewijzigd op 13 November 2020 23:24

”Méér dan een belofte - Tweeërlei kinderen des verbonds”
Auteur: G. Roos
Uitgeverij: De Groot Goudriaan, Kampen, 2001
ISBN 90 6140 781 8
Pagina’s: 94
Prijs: € 11,30. Een boek schrijven over het verbond en de beloften kan maar moeilijk een lichte taak genoemd worden. Wie zich daarbij dan ook nog richt op de gereformeerde gezindte met al haar schakeringen weet dat er met argusogen naar het geschrevene gekeken zal worden. Toch heeft dat de heer G. Roos er niet van weerhouden om in De Saambinder een serie artikelen te schrijven over bovengenoemde onderwerpen. Onder de titel „Méér dan een belofte - Tweeërlei kinderen des verbonds” verschenen deze artikelen in boekvorm.

De uitgave spreekt na, zo licht de schrijver ons in, wat anderen voorgezegd hebben en wil zo een samenvattende handreiking zijn. In de eerste hoofdstukken zet hij een aantal grondlijnen uit, bijvoorbeeld ten aanzien van de verhouding van het verbond tot de verkiezing en tot de raad des vredes. Vervolgens besteedt de auteur aandacht aan de kerkgeschiedenis met haar strijd en polemiek. In het laatste gedeelte gaat hij vooral in op begrippen als tweeërlei kinderen des verbonds en verbondswraak.

Gezien het gevoelige en het complexe van het onderwerp mag gezegd worden dat de auteur een zekere moed aan de dag legt. De inhoud van zijn boek legt er getuigenis van af dat hij bepaalde omstreden punten niet uit de weg gaat. Ook is duidelijk dat hij zich moeite heeft getroost om te achterhalen en aan ons door te geven wat in de gereformeerde theologie beoogd is met het spreken over het verbond. In dit verband is het opmerkelijk dat er juist onder de gereformeerden de eeuwen door zo veel is gedacht en gesproken over het verbond. Tegelijk leert de geschiedenis van de gereformeerde theologie ons dat juist op dit terrein de wegen meer dan eens uiteengaan en de strijd soms fel was (is).

Calvijn en Boston
Als theologen als Kievit (sr.) en Woelderink, Kersten en Schilder aan het woord worden gelaten, levert dat een aantal zeer diverse en soms treffende citaten op. Op vrij voorzichtige wijze zoekt de schrijver te midden van alle meningen en strijdpunten zijn weg. Daarbij wil hij nadrukkelijk op pastorale wijze zijn onderwerpen voor het voetlicht brengen. Zo waarschuwt hij voor onpastoraal gedrag, dat zich kan voordoen in een hard-dogmatisch veroordelen én in een drijven om ”maar te geloven”. Al lezend dringt de gedachte zich op dat de auteur eerder bruggen wil slaan -binnen eigen kerk en binnen de gereformdeerde gezindte- dan dat hij tegenstellingen wil aanscherpen. Dat is uiteraard een loffelijk streven.

Toch brengt me dat tegelijk tot mijn voornaamste vragen. Ook wanneer je scherpslijperij wilt vermijden, moet je toch als schrijver je eigen positie helder voor ogen hebben. Dat geldt temeer wanneer je een niet zo eenvoudig en onomstreden onderwerp aan de orde stelt. Scherp onderscheiden en een duidelijke positiekeuze zijn dan wel nodig.

Sommige passages geven op dit punt aanleiding tot vragen. Ik geef enkele citaten. „Er is geen wezenlijk verschil tussen de raad des vredes en het genadeverbond.” (blz. 25). „Wie het verbond der genade losmaakt van de uitverkiezing in die zin, dat men het zonder meer gesloten acht met niet-uitverkorenen (…) hanteert een verbondsleer waarvan ooit gezegd is dat zij het verbond geheel ontzenuwt” (blz. 46). Op blz. 56 wordt Calvijn geciteerd: „Wanneer het hele volk de erfenis en het bijzonder eigendom Gods wordt genoemd, betekent dit dat het door de Heere aangenomen is doordat de belofte der zaligheid hun aangeboden en met het zinnebeeld der besnijdenis is bevestigd.” Een andere uitspraak: „Let erop: de beloften worden aangeboden aan allen” (blz. 56). Verder wordt op diverse plaatsen gesproken over tweeërlei verbondskinderen.

Wordt het de lezer nu niet moeilijk gemaakt om een duidelijke lijn te ontdekken? Wellicht wreekt zich ook het feit dat niet scherp onderscheiden wordt tussen wat bijvoorbeeld Calvijn en Boston over verbond en beloften naar voren brengen. Ik ben blij dat de schrijver beide theologen niet tegen elkaar uitspeelt, maar het onloochenbare verschil in beider opvattingen zal wel in het oog gehouden moeten worden. Naast Calvijn en Boston zouden hier trouwens nog andere onverdacht gereformeerde theologen genoemd kunnen worden.

Worsteling
Ook op het punt van de verbondswraak wordt de bedoeling van de auteur niet helemaal helder. Enerzijds blijkt het spreken over verbondswraak bijbels te zijn, anderzijds lijkt het erg hachelijk. „Wie het woord verbondswraak vaak gaat gebruiken, loopt het risico zichzelf in te delen bij hen die menen dat er ook wel ongelovigen, haters van God, deel hebben aan het genadeverbond” (blz. 73). Een citeren van Jezus’ woorden aan het adres van Chorazin en Kapernaum (Matth. 11) zou hier zeker verhelderend zijn geweest. In dit verband zou ik toch willen pleiten voor het naar voren brengen van duidelijke bijbelse lijnen, niet het minst vanuit het Oude Testament, waar de profeten zo nadrukkelijk het verbond aan de orde stellen en waar de spanning in het spreken over het verbond herhaaldelijk met de vingers te tasten is.

Wie een overzicht zoekt van de vragen ten aanzien van het verbond en van de worsteling binnen de gereformeerde theologie, kan goed terecht bij dit boek.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer