Knokken voor christelijke jeugdhulp
Reformatorische scholen, gemeenten en instellingen voor christelijke jeugdhulp hebben meer dan ooit met elkaar te maken. Morgen schuiven ze voor het eerst met elkaar om de tafel tijdens een landelijke conferentie over passend onderwijs en jeugdzorg. „Hoe krijgen onze zorgjongeren ook in de toekomst identiteitsgebonden hulp?”
De kapel van het Hoornbeeck College in Amersfoort zit vrijdag vol, verwachten Ernst van Vuuren en Johan Flier, organisatoren van de conferentie. Wat hen betreft terecht. Als gevolg van de decentralisatie van de jeugdzorg en de WMO verandert er veel. Voor scholen, gemeenten en instellingen voor jeugdzorg, zoals geestelijke gezondheidszorg (ggz).
„We merken dat alle partijen op zoek zijn”, zeggen Van Vuuren en Flier. „Ze moeten met elkaar samenwerken, maar hoe? De conferentie heeft als eerste doel: elkaar beter leren kennen. Daar begint een goede samenwerking mee. Vervolgens: van elkaars ervaringen leren én afspraken maken. Dat laatste ook nadrukkelijk. We hopen dat de deelnemers morgen weggaan met de intentie elkaar zo snel mogelijk weer te ontmoeten.”
Het was tot 1 januari dit jaar vrij eenvoudig. Jongeren met psychosociale problemen zoals depressiviteit, suïcidaliteit en seksueel misbruik werden via de huisarts of de orthopedagoog op school doorverwezen naar de hulpverlening. „Je vroeg een verwijzing aan en als je dat volgens de regels deed, werd de aanvraag gehonoreerd. Maar dat is voorbij”, zegt Johan Flier, directeur van het Reformatorisch Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs.
Sinds dit jaar loopt de verwijzingsroute via de gemeente. Die moet, samen met scholen en instellingen voor jeugdhulp, een zorgstructuur opzetten. Een nieuwe taak. Veel gemeenten weten niet goed hoe ze die moeten oppakken.
Probleem
Voor de reformatorische gezindte dreigt als gevolg van de nieuwe situatie een probleem. Van Vuuren, staffunctionaris passend onderwijs op het Hoornbeeck College: „Onze scholen en ggz-instellingen zijn identiteitsgebonden en werken regionaal of zelfs landelijk. Zijn wij daardoor wel in beeld bij plaatselijke gemeenten? Krijgt een zorgjongere uit onze achterban nog de kans om zich te laten helpen door een christelijke ggz-instelling? Of zegt de gemeente: Die instelling kennen we niet, daar hebben we geen contract mee, dus ga maar naar een neutrale instelling?”
Identiteitsgebonden zorg is belangrijk, benadrukt Flier. „Problemen waar onze jongeren mee lopen, hebben vaak een relatie met hun geloofsovertuiging. Daarom zoek je een hulpverlener die dat begrijpt; die aan een half woord genoeg heeft. En die de rol van de opvoeding, het gezin en de kerk erbij betrekt. Dat kun je van een humanistische hulpverlener niet vanzelfsprekend verwachten.”
In de nieuwe situatie spelen zogeheten wijkteams een belangrijke rol. Van Vuuren: „Het is nodig dat zorginstellingen en scholen daar een goed contact mee opbouwen. De gemeente geeft uiteindelijk de beschikking voor jeugdhulp. Onze leerlingen komen echter uit veel verschillende gemeenten. Christelijke zorgaanbieders doen hun uiterste best om met al die gemeenten contracten te sluiten. Dat vraagt veel van hen. Daarom gaan ze nog meer samenwerken en komt er binnenkort een bestuurlijke verbinding tussen dertien christelijke zorgaanbieders. Dat is hard nodig. Ook zou elke school een contactpersoon voor jeugdhulp moeten hebben. Iemand die jongeren verwijst naar het wijkteam en ervoor zorgt dat ze bij een christelijke hulpverlener terechtkomen.”
Neem als school zelf het initiatief, adviseren Van Vuuren en Flier. „Wacht niet op de gemeente, want voor haar is dit ook allemaal nieuw. We zien grote verschillen in de praktijk. Sommige gemeenten pakken hun nieuwe taak goed op. Ze hebben een zorgstructuur in het leven geroepen waarbij ook identiteitsgebonden instellingen zoals Eleos, Talenta en De Vluchtheuvel in beeld zijn. Andere gemeenten nemen een afwachtende houding aan of zijn zelfs kritisch over identiteitsgebonden zorg.”
Voorbeelden
Met welke inspirerende voorbeelden worden de congresdeelnemers morgen geprikkeld? Flier: „Ede doet het goed. Daar werken reformatorische scholen, gemeente en christelijke jeugdhulp op een constructieve manier samen. In Barneveld ook. Dat is niet helemaal verwonderlijk. Deze plaatsen hebben een grote reformatorische achterban.”
Ook Gouda scoort goed, zegt Flier. „Het Driestar College daar heeft elke zes weken overleg, waarbij de gemeente aanschuift met een schakelfunctionaris. Dat zou bij alle scholen zo moeten gaan. In een stad als Rotterdam ligt het lastiger. Toch wonen daar ook jongeren die een reformatorische school bezoeken en waar de gemeente een zorgplicht voor heeft. In het uiterste geval, als een gemeente helemaal niets met identiteitsgebonden zorg heeft, mag zij een persoonsgebonden budget geven, waarmee iemand zelf hulp kan regelen.”
Van Vuuren: „Een ander mooi voorbeeld is het initiatief van het Wartburg College, het Driestar College en de Gomarus Scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs, De Rank voor speciaal onderwijs en de ggz-instellingen De Hoop en Eleos. Zij werken in Dordrecht samen aan een voorziening voor onderwijs en deeltijdbehandeling op één locatie, met de mogelijkheid van 24 uurscrisisopvang. Hoewel je soms moet oppassen met nieuwe ideeën –het aanbod kan de vraag oproepen– is het belangrijk dat onze zorgjongeren acuut geholpen kunnen worden als dat nodig is.”
Heftig
Dat het om een belangrijke kwestie gaat, bewijst het aantal zorgjongeren in de reformatorische achterban. Van Vuuren: „We kunnen rustig zeggen dat 10 procent van de leerlingenpopulatie in het reformatorisch voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs psychosociale problemen heeft. Dat zijn zo’n 3000 jongeren. Van hen worden er elk jaar honderden doorgestuurd naar een zorginstelling. Ik ben een periode betrokken geweest bij de bespreking van zorgaanvragen. Wat je dan allemaal voorbij ziet komen, is heftig. Problemen waar jongeren soms al jaren mee worstelen, komen ineens naar boven. Soms is de situatie ronduit ernstig. Ik heb meegemaakt dat we een leerling ’s middags niet naar huis durfden te sturen, bang als we waren dat het verkeerd zou aflopen. Dan is het belangrijk dat je snel kunt verwijzen naar een christelijke zorginstelling.”
Deelnemers
Het congres vrijdag in Amersfoort wordt bezocht door vertegenwoordigers van zeven scholen voor voortgezet onderwijs, vijf scholen voor voortgezet speciaal onderwijs, het Hoornbeeck College, Driestar hogeschool, dertien zorgaanbieders en tegen de twintig gemeenten die een reformatorische school binnen hun grenzen hebben. Ook kerken zijn uitgenodigd. Bij elkaar zo’n 150 deelnemers.
Van Vuuren en Flier kijken ernaar uit. „Er zal morgen veel moeten gebeuren. We zijn blij dat ook een vertegenwoordiger van het ministerie van VWS een bijdrage levert. We merken aan de ene kant dat de overheid het lastig vindt om richtlijnen te geven aan landelijk georganiseerde scholen en instellingen. Aan de andere kant onderschrijft zij het belang van identiteitsgebonden zorg. Voor gemeenten valt er winst te behalen als zij de school zien als een veilige plaats om hulp te starten.”
Dat reformatorische scholen en christelijke zorginstellingen al gewend waren regionaal en landelijk samen te werken, blijkt nu een voordeel, zegt Flier. „We kennen elkaar en kunnen snel inspelen op de nieuwe situatie. De landelijke overheid en ook sommige gemeenten vinden onze zorgstructuur zo goed in elkaar steken dat ze die graag als voorbeeld nemen.”
Van Vuuren: „Minister Bussemaker van Onderwijs wil een proef starten om de zorghulpverlening van scholen en gemeenten te bundelen. Morgen peilen we of er mogelijkheden liggen voor onze scholen om aan dat project mee te doen. De verantwoordelijkheid voor zorgjongeren wordt breed gedragen. Alle partijen gaan ervoor. Niet alleen de scholen, ook de zorginstellingen. Zij hebben de ambitie om niet ondergesneeuwd te raken, maar overeind te blijven.”
„Best wonderlijk”, vinden Van Vuuren en Flier, zoals passend onderwijs zich ontwikkelt. „Er gaan deuren open voor onze zorgjongeren. We zijn, vanwege onze identiteit en zorgstructuur, het enige landelijk werkende samenwerkingsverband. We hopen dat er nu ook een verbinding gelegd kan worden met christelijke zorginstellingen.”
Dit is het slot van een tweeluik over passend onderwijs. Het eerste deel verscheen dinsdag.