Anneke van Rotterdam werd in 1539 veroordeeld tot de verdrinkingsdood
Sinds de kruisiging van de Heere Jezus zijn enkele tientallen miljoenen christenen martelaar geworden omwille van hun geloof. Over wie gaat het? Vandaag Anneke Jans van Rotterdam.

De dwalingen van de wederdopers worden in de zestiende eeuw fel bestreden. De vervolging is hevig. Toch staan ook deze christenen krachtig in hun geloof. Daar spreekt bijvoorbeeld het getuigenis van Anneke van Rotterdam van. Zij laat in 1539 een testament na aan haar zoon Esaias. Dat is opgenomen in het boek ”Offer des Heeren”.
Anneke Jans of Anneke van Rotterdam wordt rond 1509 geboren in Brielle. Ze behoort waarschijnlijk tot de gegoede burgerij. Begin 1534 laat ze zich in haar huis overdopen. Zij is een volgeling van David Jorisz., een van de doperse leiders.
Omdat een andere voorman, Jan Beukelsz. van Leiden, recent de dopersen heeft opgeroepen gewapenderhand de stad in te nemen, zitten de wederdopers in de verdachte hoek. Via Delft vlucht Anneke mede daarom naar Londen, maar in 1538 keert ze voor zaken weer terug. Dan wordt ze in Rotterdam gearresteerd.
Op 23 januari 1539 wordt ze veroordeeld tot de verdrinkingsdood. Wat moet ze met haar veertien maanden oude zoontje Esaias doen? Op de weg naar de Delftse Poort, waar het vonnis zal worden voltrokken, vraagt ze omstanders om voor hem te zorgen. Een andere versie van het verhaal over Annekes leven stelt dat ze Esaias met wat geld in een mand achterlaat op een stille plek.
Voor haar dood schrijft Anneke een geestelijk testament voor Esaias. „Hoort mijn zoon de onderwijzing van uw moeder (...). Ziet, ik ga heden de weg van de profeten, apostelen en martelaren, en drink de kelk die zij allen gedronken hebben”, zo schrijft zij.
Ze roept Esaias in het testament ertoe op het Koninkrijk van God te zoeken met de armen en verworpenen. „Schaamt u niet Hem te belijden voor de mensen. Vreest de mensen niet. Verlaat uw leven liever dan dat u van de Waarheid wijkt.” En verderop: „Och, mijn kind, blijf aan mijn vermaning denken. (...) De Heere doe u opwassen in Zijn vreze, vervullende uw verstand met Zijn Geest.”
Ze besluit haar rede met een kort gebed: „Och, heilige Vader, heilig de zoon van Uw dienstmaagd in Uw waarheid, en bewaar hem van de boze om Uws naams wil, Heere.”