Binnenland

Professioneel peuteren aan de geest van mbo’ers

Lesgeven aan mbo-studenten is echt iets anders dan aan leerlingen in het voortgezet onderwijs, vinden Driestar en Hoornbeeck. Ze willen mbo-leraren stevig in het zadel helpen én houden. „We hebben elkaar nog niet zo lang geleden gevonden. Beter laat dan nooit.”

Evert van Dijkhuizen
20 January 2015 22:08Gewijzigd op 15 November 2020 16:00Leestijd 7 minuten
„Mbo-studenten leren voor een beroep. Het onderwijs moet praktijkgericht zijn. Dat vraagt om docenten die vakinhoudelijk goed zijn én het werkveld kennen”, zeggen drs. Arjen van Kralingen van het Hoornbeeck College in Rotterdam en ir. Piet Murre van Dries
„Mbo-studenten leren voor een beroep. Het onderwijs moet praktijkgericht zijn. Dat vraagt om docenten die vakinhoudelijk goed zijn én het werkveld kennen”, zeggen drs. Arjen van Kralingen van het Hoornbeeck College in Rotterdam en ir. Piet Murre van Dries

Ir. Piet Murre, manager lerarenopleidingen bij Driestar educatief in Gouda, kijkt naar buiten. Aan de overkant staat het Driestar College. „Ik zie elke dag leerlingen. Dáár leiden wij leraren voor op: voor de leerlingen. Leraren hebben de meeste invloed op het welbevinden van leerlingen; meer dan boeken, het gebouw of wat dan ook.”

Maar de ene leerling is de andere niet. Murre: „Het maakt een groot verschil of je lesgeeft op een school voor voortgezet onderwijs of voor middelbaar beroepsonderwijs. Mbo-studenten willen een vak leren. Het onderwijs moet daarom praktijkgericht zijn. Bovendien zijn mbo’ers ouder dan vo-leerlingen. Ze hebben levensvragen, krijgen relaties, maken belangrijke keuzes. Ze zijn echt een andere doelgroep.”

„Het mbo heeft docenten nodig die vakinhoudelijk goed zijn én het werkveld kennen”, reageert drs. Arjen van Kralingen, locatiemanager van het Hoornbeeck College in Rotterdam. „Een docent op onze school die maatschappijleer geeft, laat zich af en toe inroosteren bij het Leger des Heils om met beide benen in de blubber te staan. Zulke stages stimuleer ik.”

Voor- en nadeel

De beroepsgerichte kant van het mbo leidt ertoe dat nogal wat docenten van buiten het onderwijs komen. Ze waren eerder verpleegkundige, juf of meester op de basisschool, eigen baas of welzijnswerker. „Hun voordeel: ze hebben een verhaal te vertellen”, zegt Van Kralingen. „Maar ze weten niet altijd hoe ze het moeten vertellen. Ze beginnen gemotiveerd en denken: Ha fijn, ik ga met jongeren werken. Maar dan blijkt niet elke klas even leuk te zijn. Sommige groepen luisteren slecht, ze vieren bij wijze van spreken elke dag de verjaardag van de docent. Hoe ga je daarmee om? Deze docenten hebben pedagogische en didactische scholing nodig.”

Driestar educatief voorziet daarin, zegt Murre. „We geven sinds enkele jaren de zogeheten bve-cursus. Die leidt op voor leraar in het mbo. De deelnemers moeten minimaal een afgeronde hbo-opleiding in een ander vak achter de rug hebben. Het bve-diploma is landelijk geldig, maar onze deelnemers komen van het Hoornbeeck, omdat wij samen met deze school de opleiding verzorgen. De cursus duurt op dit moment één jaar. Het ministerie van Onderwijs echter wil het traject verzwaren om nog meer te investeren in de kwaliteit van mbo-leraren. Daarom verlengen wij na de zomer de opleiding tot twee jaar.”

Meesterproeven

Het studieprogramma is gevarieerd. Murre: „Er zit veel theorie in over vragen zoals: Hoe zet je een les op? Hoe steekt een adolescent in elkaar? Hoe krijg je een goede relatie met de klas? Welke plaats heeft gezag? Maar de cursisten moeten ook vier meesterproeven afleggen. Ze ontwerpen een digitale lessenserie met bijbehorend leermateriaal waar studenten zelfstandig mee aan de slag kunnen, ze geven les aan elkaar en uiteraard ook aan mbo-studenten in de praktijk van alledag.

Dit jaar hebben we zestien deelnemers, vorig jaar waren het er zeven. De gemiddelde leeftijd is 35. Als iemand na verloop van tijd toch op een andere school, buiten het mbo, wil lesgeven, moet hij of zij alsnog het resterende deel van de traditionele lerarenopleiding volgen. Meestal is dat nog één à twee jaar, afhankelijk van het aantal vrijstellingen. Hoe belangrijk de bve-cursus is, bewijst het feit dat een aantal managers en leden van het college van bestuur van het Hoornbeeck College zelf de bve-cursus gaat volgen.”

Hoger niveau

Hoornbeeck en Driestar zetten nog een extra stap. Murre: „We zijn in september, naast de bve-cursus, gestart met een cursus voor schoolopleiders. De deelnemers worden in zestien bijeenkomsten getraind om hun collega’s op school te coachen en op een hoger niveau te krijgen. Schoolopleiders hebben we ook al in het basis- en in het voortgezet onderwijs. De ervaringen daar zijn positief.”

Voor het project krijgen Driestar en Hoornbeeck 900.000 euro subsidie. Murre: „In ruil daarvoor gaan we onze ervaringen delen met andere hogescholen en mbo-colleges.” „Ik zie dat als het aflossen van een ereschuld”, reageert Van Kralingen. „Onze overheid betaalt het onderwijs volledig, ook het reformatorische.”

Er is veel belangstelling voor de nieuwe cursus. Murre: „Er solliciteerden 25 kandidaten. De selectie was zwaar. Ze namen deel aan een assessment met rollenspellen en presentaties.”

Van Kralingen: „Deze mensen gaan investeren in hun collega’s. De tijd is er rijp voor. De belangstelling voor scholing, coaching en intervisie groeit. In eerste instantie zijn de schoolopleiders bedoeld als begeleider voor nieuwe docenten, maar ik droom ervan dat ze straks beschikbaar zijn voor alle docenten. Ook voor degenen die al jaren lesgeven en zich verder willen ontwikkelen.”

Fris en fruitig

De Rotterdamse Hoornbeeckmanager heeft al suggesties. „Een senior leraar kan met de vraag lopen: Hoe blijf ik fris en fruitig? Een taaldocent kan behoefte hebben aan adviezen over toetsen. Iemand anders is misschien een kei in z’n vak, maar heeft moeite met klassenmanagement. Wat mij betreft nemen de schoolopleiders bij al dit soort vragen het voortouw en initiëren ze cursussen, leergroepen en leeskringen om collega’s verder te helpen. Een mooi voorbeeld? Op onze school heeft afgelopen jaar een Bavinckkring gedraaid. Zo’n 25 docenten kwamen vier keer bij elkaar om zich te verdiepen in het gedachtegoed van deze theoloog en pedagoog en zijn betekenis voor het christelijk onderwijs.”

Van Kralingen hoopt dat de schoolopleiders „werkende weg” hun draai vinden. „Ze moeten met elkaar proberen met kapmessen een weg te banen door het oerwoud. Christelijk leraarschap betekent dat je wilt leren van elkaar; dat je daar niet te groot voor bent.”

Peuteren

Murre benadrukt het belang van extra investeringen in de kwaliteit van leraren. „Dokters volgen een gruwelijk lange opleiding; zij snijden in ons lichaam. Leraren mogen vanaf het begin, zelfs zonder opleiding, aan de geest en de ziel van leerlingen peuteren. Het is een beetje zwart-wit gezegd, maar hier wringt iets.”

Van Kralingen verwacht veel van de samenwerking tussen Hoornbeeck en Driestar. „We kunnen genoeg van elkaar leren. Onze gezamenlijke identiteit is een geweldige basis. De ene hand wast de andere. We hebben elkaar nog niet zo lang geleden gevonden. Beter laat dan nooit.”


Wisselwerking

„Een collega op school opleiden is prachtig”, vindt Johanneke de Braal, docent gezondheidszorg en schoolopleider op het Hoornbeeck College in Rotterdam. „De student laat een frisse wind door de school waaien doordat hij met andere ogen naar de organisatie, het onderwijs en het leraarschap kijkt. Hij leert op z’n beurt van de kennis en ervaring van de meesters in het vak. Daardoor ontstaat een boeiende wisselwerking.”

Dat is volgens De Braal ook het geval bij de cursus voor schoolopleider. „Je leert theorie en praktijk met elkaar te verbinden en je leert van elkaar als schoolopleiders. Het ideaal is om dit door te trekken in de hele schoolorganisatie, zodat er een natuurlijke leerhouding bij alle betrokkenen ontstaat.”


Promotie

„Als zijinstromer voel ik me bevoorrecht dat ik elke dag met levend materiaal mag werken”, zegt Hans Schipaanboord, docent economie en Engels op het Hoornbeeck College in Apeldoorn. „Elke dag kent gouden momenten. Dat kan een vakinhoudelijke discussie zijn, maar ook een gesprek tijdens de dagopening.”

De overstap van het bedrijfsleven naar het onderwijs levert soms meewarige reacties op, merkt Schipaanboord. „Het is in de ogen van velen geen promotie. Zo ervaar ik het zelf wel, omdat elke dag, elk lesuur anders is. Behalve voor kennisoverdracht is er ruimte voor vorming. Veel studenten hebben levensvragen die ze thuis of in de kerk niet durven stellen. De docent blijkt dan een goed aanspreekpunt te zijn.”

Het is goed dat zijinstromers pedagogisch en didactisch worden geschoold, stelt Schipaanboord. „Driestar educatief maakt van beginnende, onervaren docenten volwaardige leermeesters. De bve-cursus is de tijdsinvestering meer dan waard.”

Vond je dit artikel nuttig?

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer