Een ontkerkelijkend land
Tellen valt soms niet mee. Zeker niet als het om kerkgebouwen en kerkbezoekers gaat. Er zijn nogal wat kerken en religieuze groepen in Nederland. Twee instituten deden dit jaar een poging. Vooral het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) deed zijn werk grondig en goed. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) worstelt echter met de kerkelijke kaart van Nederland.
Sinds het Jaar van het Religieus Erfgoed –2008– circuleren er cijfers dat elke week twee kerken en elke maand één klooster de deuren moeten sluiten. Vooral het cijfer over de kerksluitingen is een eigen leven gaan leiden, niet het minst door de vele aanhalingen in de media.
Simon Kadijk, directeur van kerkenverzekeraar Donatus, was een van de mensen die een groot vraagteken bij dit cijfer van twee kerksluitingen per week plaatsten. „Het kan daar in de toekomst misschien wel naartoe gaan, maar de cijfers wijzen tot nu toe anders uit”, zo zei hij in 2012 in deze krant.
Onderzoekers stelden in 2008 dat er tot het jaar 2020 zo’n duizend kerken gesloten zouden worden. Kadijk: „Een rekenaar becijferde op een eenvoudige manier dat het neerkwam op honderd kerken per jaar en dus twee per week.”
Kadijk betwijfelt echter of er werkelijk duizend kerken sluiten tot 2020. Verder is er nog geen zicht op of het aantal kerksluitingen een gestaag verloop zal vertonen of minder geleidelijk zal gaan. Het sluiten van een kerk is een langdurig proces, benadrukt hij. Er zou zich dus een piek voor kunnen doen tegen 2020, maar dat is nog afwachten.
Donatus becijferde verder dat in de periode 1970-2008 in ons land 900 kerken hun deuren sloten. Dat komt neer op een gemiddelde van 24 kerken per jaar. En in 2011 werden er dertien rooms-katholieke kerkgebouwen aan de eredienst onttrokken, aldus de kerkenverzekeraar. Ook in dat jaar werd de honderd echter verreweg niet gehaald.
Werkelijkheid
Kadijk kreeg vorig jaar bijval van John Brenninkmeijer, voorzitter van Kerkelijk Waardebeheer. Die stelde dat het cijfer van twee kerksluitingen per week geen recht doet aan de werkelijkheid. Kerkelijk Waardebeheer is een organisatie die wil voorkomen dat de opbrengst van de verkoop van kerkgebouwen bij derden terechtkomt en niet bij de kerken.
Brenninkmeijer wees er tijdens een studiedag in Utrecht op dat tussen 2008 en 2010 het aantal rooms-katholieke kerkgebouwen is geslonken van 1667 tot 1644, een afname van 23. In de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) slonk het aantal van 2650 naar 2535, een afname van 38 per jaar. „In beide gevallen komt men samen niet in de buurt van de geschatte 100 tot 120 per jaar.” Een recent SCP-rapport komt met dezelfde cijfers over het aantal kerkgebouwen van deze twee grote kerken van Nederland.
In de PKN is bovendien het proces van kerksluiting als gevolg van de fusie van 2004 in de grote steden al voor een groot gedeelte achter de rug. De komende jaren volgen de kerken in de middelgrote steden. Bij de totstandkoming van de PKN fuseerden veel plaatselijke gereformeerde en hervormde gemeenten. Eerst behielden de gemeenten beide kerken voor de eredienst. Gedwongen door geldtekort werd gaandeweg een van de kerkgebouwen afgestoten. „Dat proces is in volle gang”, aldus Brenninkmeijer. Maar ook hij komt niet tot een aantal van honderd kerken per jaar of twee per week.
Stilte
Of is er sprake van een zekere stilte voor de storm? Eind vorig jaar meldde kardinaal dr. W. J. Eijk bijvoorbeeld dat tot 2025 1062 van de bijna 1600 rooms-katholieke kerkgebouwen in Nederland –de RKK telt 4 miljoen leden– dicht zullen gaan. Dat betekent gemiddeld bijna negentig kerken per jaar. Dat komt wel weer een eind in de richting van de honderd kerken, zeker omdat het hier alleen om de rooms-katholieke kerken gaan.
Dat het hard gaat blijkt ook uit het vorige week gepresenteerde document ”Het geloof in Christus vieren en verbreiden in het derde decennium van de 21ste eeuw”. Daarin blikt aartsbisschop Eijk vooruit op voor parochies belangrijke ontwikkelingen in het aartsbisdom Utrecht. In het bisdom –ruwweg de provincies Utrecht, Gelderland, Overijssel en een deel van Flevoland– zullen over vijftien jaar niet meer dan zo’n twintig kerken openblijven. Nu zijn dat er nog 300: elk jaar sluiten dus alleen in dit bisdom circa twaalf kerken de deuren.
Leeuwendeel
Hoe staat het met de ledenaantallen? Prof. dr. Joep de Hart deed daar grondig onderzoek naar en verzamelde cijfers die de ontwikkeling sinds 1970 weergeven. Hij publiceerde die vorige maand in het rapport ”Verenigd in verandering. Grote maatschappelijke organisaties en ontwikkelingen in de Nederlandse civil society”.
Nederland telt op een bevolking van ruim 16,5 miljoen mensen meer dan 650 kerkgenootschappen. Alle Nederlandse kerken gezamenlijk tellen 6,6 miljoen geregistreerde leden, aldus De Hart. „Dat betekent dat 40 procent van de bevolking bij een kerk staat ingeschreven.”
Onder de kerken is de Rooms-Katholieke Kerk met 4 miljoen leden veruit de grootste, gevolgd door de PKN met 1,8 miljoen leden. „De twee kerken omvatten het leeuwendeel van alle kerkleden in ons land.”
Verder zijn er nog omvangrijke groepen orthodox-gereformeerden (235.000) en bevindelijk gereformeerden (212.000), naast vrijzinnige kerken (18.000) en evangelische en pinksterkerken (28.000), terwijl de overige christelijke kerken ongeveer 87.000 leden hebben, zo somt De Hart in het SCP-rapport op.
De daling van het aantal leden is groot te noemen. „Sinds 1970 nam het aantal leden van de Rooms-Katholieke Kerk in ons land af met 22 procent (min 1.180.471 leden), dat van de drie kerken die sinds 2004 de PKN vormen met 55 procent (min 2.199.479 leden) en bij de vrijzinnige kerkgenootschappen van de Algemene Doopsgezinde Sociëteit, de Remonstrantse Broederschap en de Nederlandse Protestanten Bond bedroeg de teruggang in ledenaantal zelfs 68 procent.”
Geen compensatie
Er zijn ook kerken die flink groeien, constateert De Hart. Het gaat dan om de pinkstergemeenten (toename van circa 363 procent), net als de Oosters-Orthodoxe Kerk (plus 355 procent) en de Evangelische Broedergemeenten (plus 186 procent). De Jehova’s Getuigen (60 procent), mormonen (63 procent) en Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (44 procent) groeiden snel.
Ook de bevindelijke kerken groeiden veelal gestaag door sinds 1970: Gereformeerde Gemeenten („plus 38 procent”, aldus het CPB) en Gereformeerde Gemeenten in Nederland („50 procent”, aldus het planbureau).
De groei van deze kleinere kerken compenseert de daling van het ledenaantal bij de twee grote (RKK en PKN) bij lange na niet, constateert De Hart in het SCP-rapport. „De katholieken en de drie kerken van de latere PKN alleen al verloren sinds 1970 3.379.950 leden. Alle kerken met een ledengroei gezamenlijk boekten samen in dezelfde 40 jaar een ledenwinst van 198.819 personen. Kortom, het beeld verschilt per kerk, maar per saldo is Nederland een ontkerkelijkend land.”
Ook vanuit andere invalshoeken bekeken verliest de kerk op alle terreinen: lidmaatschap, kerkgang, deelname aan rituelen, aantal kerkgebouwen. Ook deze cijfers vertonen allemaal een min, aldus De Hart. De cijfers spreken voor zich: „Het betekent dat in 2011 20 procent van de bij de PKN aangesloten Nederlanders in het weekend een keer in de kerk was te vinden. Bij de katholieken was dat slechts 6 procent. Het gemiddeld aantal kerkgangers per kerkgebouw was bij beide kerkgenootschappen ongeveer 150.”
Met name rooms-katholieken gaan de laatste jaren minder naar de kerk –circa 225.000–, becijferde het CBS in oktober: een daling van 21 procent in 2010 naar 17 procent in 2013.
„Gereformeerden” en „leden van de PKN” zijn de trouwste kerkgangers, stelde het CBS in hetzelfde onderzoek: ongeveer 60 procent kerkt minstens één keer per maand. Van de moslims gaat 38 procent regelmatig naar de moskee. „Het aandeel is veel lager bij hervormden (30 procent) en vooral bij katholieken (17 procent)”, aldus de bewoording van het CBS.
Regionaal zijn de verschillen ook groot. De frequentste kerkgangers (30 procent of meer) zijn te vinden in de plaatsen die van oudsher in de biblebelt liggen, een vrijwel aaneengesloten strook gemeenten die loopt van Zeeland tot het noorden van Overijssel met een sterk christelijk karakter. In dertien gemeenten in deze regio gaat in de periode 2010-2013 nog meer dan de helft van de volwassenen naar een dienst, in Urk doet 94 procent dat.
Antwoord
Valt het tij nog te keren? De Hart wil niet pessimistisch zijn, zo zei hij eerder in deze krant. „Het zou goed kunnen dat kerken onverwachts weer groeien. We moeten af van het beeld dat het met alle kerken slecht gaat, want er zijn er ook die stabiel zijn of zelfs –zoals evangelische en pinksterkerken– groeien. De traditionele secularisatiethese dat mensen minder religieus worden naarmate ze moderner worden, wordt allang niet meer door wetenschappers aangehangen. Wereldwijd groeit religie en is Noordwest-Europa een uitzondering.”
En de kerken vinden zichzelf ook opnieuw uit, constateerde het SCP-rapport van november. Elke kerk heeft haar „eigen strategische visie en aanpak” om op de ontwikkelingen te reageren. Daarbij gaat het om nieuwe activiteiten vanuit plaatselijke geloofsgemeenschappen, om nieuwe organisatievormen naast de bestaande (onder meer via internet), om experimenten in het eigentijds brengen van hun boodschap. Er zijn meer incidentele initiatieven, zoals de samenwerking van de Protestantse Kerk in Nederland, de Rooms-Katholieke Kerk, de Evangelische Omroep, de Omroep RKK en het Nederlands Bijbelgenootschap bij de organisatie van The Passion (opvoering van het lijdensverhaal door zangers en toneelspelers, WH), maar ook meer permanente missionaire initiatieven die mikken op nieuwe vormen van gemeenschap en kerk zijn.” De Hart wijst in zijn SCP-rapport op uitlatingen van de Engelse theoloog Alister McGrath: Die „ziet toekomstkansen voor vooral twee stromingen in de kerken: de orthodoxe christenen en de evangelicalen.”
Een van de hoofdconclusies van De Hart is dat de kerk een weg zal moeten vinden om relevant te blijven voor de sterk geïndividualiseerde, westerse mens. Dat is –naast gebed voor de kerk– een hele opgave.
Het precies becijferen van het aantal kerkleden in Nederland valt niet mee. „Nederland is al sinds jaar en dag een godsdienstig veelstromenland”, schreef het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in het rapport ”Verenigd in verandering”.
Met name het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) worstelt met de stromingen en subgroepen en krijgt de kerkelijke kaart van Nederland al een paar jaar niet helder voor zich. In een publicatie in oktober kwam het CBS nog met zinnen als: „Zestien procent is protestants: 7 procent is hervormd, 4 procent gereformeerd; en 5 procent behoort tot de Protestantse Kerk in Nederland (PKN)”, zonder definitie van het begrip protestants en gereformeerd en zonder zich te realiseren dat de hervormden een onderdeel vormen van de PKN. Ook in de diepgaandere CBS-publicatie ”De religieuze kaart van Nederland, 2010-2013” van Hans Smeets komt het niet tot een heldere definitie van begrippen zoals gereformeerd, hervormd en protestants. De statistici bij het CBS lijken vast te willen houden aan de indeling zoals die voor het ontstaan van de PKN in 2004 nog enigszins hanteerbaar was.
De onderzoekers van het Sociaal en Cultureel Planbureau hebben hun werk beter gedaan, zoals prof. dr. Joep de Hart in een hoofdstuk over kerken in het rapport ”Verenigd in verandering. Grote maatschappelijke organisaties en ontwikkelingen in de Nederlandse civil society” laat zien.
Hij maakt onderscheidt tussen de Protestantse Kerk in Nederland; orthodox-gereformeerd; bevindelijk gereformeerd; vrijzinnig gereformeerd; evangelische en pinksterkerken; overig christelijk. Tot de groep orthodox-gereformeerd rekent hij Voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland, Gereformeerde Kerken in Nederland (hersteld), Christelijke Gereformeerde Kerken, Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en Nederlands Gereformeerde Kerken.
Tot de groep ”bevindelijk gereformeerd” rekent hij de leden van Hersteld Hervormde Kerk, Gereformeerde Gemeenten, Gereformeerde Gemeenten in Nederland, Gereformeerde Gemeenten in Nederland (buiten verband), Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland, Oud Gereformeerde Gemeenten. Daar kunnen de collega’s van het CBS nog wat van leren.