De Guido als Rotterdammer van het jaar 2013
Neem de proef eens op de som en vergelijk Rotterdam met Amsterdam of Den Haag. Als we het predikbeurtenoverzicht dat wekelijks in deze krant gepubliceerd wordt als uitgangspunt nemen, is het met de ontkerkelijking van Rotterdam nog niet zo ernstig gesteld. Rotterdam heeft als grote stad een gunstige uitzonderingspositie. Een hele lijst met mogelijkheden om ter kerke te gaan.
Het verhaal is echter anders. Splinternieuwe moskeeën, maar halflege kerken. Gesloten kerken. Kerken met een nieuwe bestemming. Niet om optimistisch over te doen.
En dat is al langer aan de gang. In de Rotterdamse wijk Spangen had ik in mijn jeugd een zaterdagbaantje. In een tot supermarkt omgebouwde gereformeerde kerk. De voormalige consistorie was mijn domicilie. Vanuit de consistorie verkocht ik aan de Spangenaren groente en fruit. Gebedsruimte werd handelsruimte.
Neem de meest centrale kerk, de Laurens. Deze heeft langzaam maar zeker ook iets gekregen van een mix van een marktplaats en een concerthal. In oktober 2013 was het de plaats waar onze school, de Guido de Brès, werd uitgeroepen tot Rotterdammer van het jaar. Dankzij mooi werk van onze leerlingen en inzet van onze docenten voor een Joods kindermonument. Een indrukwekkend gebeuren, maar de kansel stond die dag niet centraal. De Laurenskerk was ingericht als een markt. Gericht op de geschiedenis van Rotterdam. Dat dan weer wel.
Maar gelukkig is de Laurens op bepaalde momenten nog steeds kerk. Mijn vrouw en ik hebben de gewoonte om ten minste één keer in de zomervakantie op zondag de Laurenskerk te bezoeken. In een middagdienst. Dan mag de Gereformeerde Bond een dienst verzorgen. De prachtige klokken roepen het kerkvolk samen. Talrijk? Nee.
Er was op een mooie zondagse zomermiddag wel veel volk op de been. Op het marktplein vlak achter de kerk was een relimarkt. De massa liet de gereformeerde kerkklok voor wat het was. valt herhaling van het was te voorkomen? Vooral boeddha’s meditatieve muziek trok de goegemeente.
De stad dan maar de stad laten? Dat is geen optie. We kunnen dat niet zonder schade doen. Als reformatorische school in de grote stad willen we iets betekenen voor die stad, hoe bescheiden ook. Meer met daad dan met woord, dat wel. Via maatschappelijke stages, via projecten. Presentie in de stad, in de wijk. We willen en kunnen niet onverschillig zijn. Gelukkig zijn er op onze school docenten die daar ook veel voor voelen. Die hun nek willen uitsteken. Ook voor scholen die niet bij onze achterban horen.
Ds. L. J. Geluk hoorde ik deze zomer preken in de Laurens. In zijn heldere preken hoor ik altijd iets van weemoed en verlangen naar het eertijds van Rotterdam. Naar de tijd waarin de Laurens nog werkelijk het centrum van de stad was. Maar niet alleen weemoed, ook geloof dat er in onze tijd doen aan is. De Heere zal Zijn werk niet verlaten. Mooie initiatieven in steden zoals New York kunnen voor ons een inspiratiebron zijn.
De profeet Jeremia vraagt om vrede voor de stad. Juist een stad die naar ons oordeel symbool staat voor verderf: Babel. Rotterdam wordt door blanke protestantse dorpelingen wel eens gemeden als broedplaats van het kwaad. Maar voor Jeremia is zelfs Babel geen belemmering. De stad moet gediend worden. Het gaat om vrede voor de stad. En dit is niet voor niets. Jeremia voegt er een belofte bij: „want in haar vrede zult gij vrede hebben.”
De auteur is locatiedirecteur van de Guido de Brès.