Analyse van de waancultuur in het Derde Rijk
„Apen trappen iedere buitenstaander –als vreemde van de gemeenschap– dood. En wat voor apen geldt, moet in versterkte mate voor mensen gelden.” Dit citaat, uit de memoires van de secretaresse van Hitler, haalt dr. Henk van der Werf aan in zijn boek ”Totalitaire ontsporing”.
Over Hitler en zijn gruwelijke nalatenschap zijn door historici kasten vol boeken geschreven. In ”Totalitaire ontsporing” wordt die geschiedenis ook uitvoerig en gedocumenteerd voor het voetlicht gehaald. Maar het gaat de auteur –oud-vicepresident van de rechtbank in Den Bosch– vooral om wat in de ondertitel wordt verwoord. Die luidt: ”Een analyse van de beschaving in de waancultuur van het Derde Rijk”. Hoe konden de gruwelen die onder het Hitlerbewind plaatsvonden zich voltrekken in het beschaafde Westen? Hoe kon zich daarin een ”waancultuur” ontwikkelen?
Gebrek aan beschaving
Het citaat van Hitlers secretaresse komt uit het hoofdstuk ”Hitlers dierlijke denken”. „De hogepriester van de NSDAP reduceerde de mensen tot dieren.” Voor mens en dier geldt in dat denken gelijkelijk „de onverbiddelijke natuurwet”: de strijd op leven en dood. De zwakke wordt vernietigd of onvoorwaardelijk onderworpen. Kinderen moesten in de Hitlertijd derhalve al aangeleerd krijgen geen medelijden te hebben met ‘inferieure’ mensen, zoals geestelijk en lichamelijk gehandicapten, randfiguren en Joden. En wat goed was voor het volk wordt bepaald door de Führer, die onverbiddelijke gehoorzaamheid eist.
Naar het oordeel van de auteur was Hitler niet ziek en leed hij niet aan psychiatrische aandoeningen, zoals door anderen wordt beweerd. Op basis van het program dat Hitler ontwikkelde in zijn ”Mein Kampf” kan worden geconstateerd, zegt de rechtskundige, dat hij volledig toerekeningsvatbaar was. Dat de sterksten moesten overblijven was bij Hitler geen gril, maar „een idee van graniet”, gebrek aan beschaving. Dat leidde uiteindelijk tot een „barbaars georiënteerde Lebensraumideologie” waarbij alles wat niet tot het Germaanse ras behoorde, moest worden uitgeroeid.
Maar Hitler leefde wel in een waanwereld, die het beste wordt verwoord in zijn rede in München op 15 maart 1936: „Ik ga de weg van de Voorzienigheid met de zelfverzekerdheid van een slaapwandelaar.” Intussen werd hij de populaire volksmenner: „Het lukte de bruine rattenvanger uit het Oostenrijkse Braunau, dat massa’s Duitsers achter hem aan gingen trippelen.”
Voetbalvandalisme
Men zou denken dat de mensheid wel lering zou hebben getrokken uit de barbarij van de Tweede Wereldoorlog. De auteur gaat echter de toepassing maken in de slothoofdstukken ”Nooit meer onbeschaafde staten?” en ”Het refrein is: beschaving”. Auschwitz was niet het begin en ook niet het einde, zegt de schrijver. „Het onbeschaafde hitleriaans-darwinistische ”dieren-denken”, dat de sterkste en brutaalste wint en heerst, blijkt moeilijk de wereld uit te krijgen.” „Dit nooit weer”, werd er na de Tweede Wereldoorlog geroepen. Maar intussen. De schrijver somt op: het regime van de Rode Khmer (1975-1979) met 1,7 miljoen doden in Cambodja, de genocide in Rwanda (1994), de genocide in Sebrenica (11 juli 1995), het schrikbewind van de Argentijnse ex-dictator Videla, een ‘diepgelovig’ rooms-katholiek.
Hij verfijnt deze verschijnselen naar minder omvangrijke gebeurtenissen. In alle segmenten van het leven ligt „de banaliteit van de ontsporing” op de loer, zowel in oorlogs- als in vredestijd. Hij trekt de lijnen door naar voetbalvandalisme en doping in de wielersport. Hier noemt hij ook de Jodenhaat. Dat is geen ziekte maar de „ontlading” van de natuur van de mens, die nu eenmaal beschikt over „reservoirs met positieve én negatieve mogelijkheden.”
Duivel
Hier ga ik de schrijver in de rede vallen. Hij gaat in op de opvatting dat bijvoorbeeld antisemitisme alleen te verklaren is door uit te gaan van een „hogere macht: de duivel.” Daar zit volgens hem wel „een kern van waarheid” in, als we ons er maar van bewust zijn dat de duivel niet bestaat. De duivel is „een menselijke creatie, die als waan de werkelijkheid vervormt.”
Bij alle waardering die ik heb voor de grondige analyse door de schrijver van Hitlers waancultuur en de daaropvolgende hedendaagse wanculturen, is zijn mensbeeld niet het Bijbelse mensbeeld. De mens is bij hem van nature tot goed en kwaad in staat en het is maar welke van de twee gaat overheersen. Ik herinner hier aan de mailwisseling tussen de auteur en mr. drs. J. P. de Man, uitgegeven onder de titel ”De plaats van God: menselijk idee of Goddelijke openbaring” (Free Musketiers, Zoetermeer, 2010), met een voorwoord van dr. E. P. Meijering. De gesprekspartners verschilden grondig van mening waar het ging over het gezag van de Schrift en het bestaan van God. Zo komt in dit boek ook de mensvisie van de auteur aan het licht: niet geneigd tot alle kwaad, maar voorzien van positieve en negatieve reservoirs, waarbij de negatieve kunnen ontaarden in barbarij.
Hoge Raad
Wat kan men bij een rechtskundige anders verwachten dan nadruk op recht en rechtspraak ter beteugeling van het kwaad? Vermeldenswaard is daarom nog dat de schrijver aan het eind van zijn boek ingaat op de Hoge Raad. Hij stelt de vraag of de „niet door de bezetter benoemde leden” van die raad in de Tweede Wereldoorlog er wel alles aan hebben gedaan om het gezag en aanzien van het ambt hoog te houden. Koningin Wilhemina gaf aan het eind van de oorlog te kennen dat de hele Hoge Raad maar moest opstappen. De vijand was in de gelederen van de Hoge Raad „dominant” aanwezig. Maar na de oorlog toonde de raad zelfreinigend vermogen en fungeerde de doofpot.
De schrijver geeft in dit boek een waardevolle en lezenswaardige blik op een barbaarse cultuur die overal weer kan opduiken. Er is maar één medicijn tegen barbaarsheid, zegt hij, namelijk beschaving. Maar het bewaren van een beschaving tegen barbarij roept om een weerhouder die „de mens der wetteloosheid” in toom houdt (2 Thess. 2). Over die weerhouder zou nog een ander, aanvullend boek te schrijven zijn.
Boekgegevens
Totalitaire ontsporing. Een analyse van de beschaving in de waancultuur van het Derde Rijk, Henk van der Werf; uitg. Aspekt, Soesterberg, 2014; ISBN 978 94 6153 563 4; 280 blz.; € 22,55.