Hans Küng hoopt op Vaticaanse lente
MÜNCHEN. De bekende rooms-katholieke dissident Hans Küng is iets optimistischer over de Rooms-Katholieke Kerk vanwege de huidige paus. Dat blijkt uit het laatste deel van zijn memoires. De 86-jarige Küng maakt ook bekend dat hij kiest voor een zelfgekozen levenseinde in het geval er zich tekenen van verdergaande geestelijke aftakelingen voordoen.
Hans Küng was hoogleraar theologie aan het Instituut voor Oecumenisch Onderzoek in Tübingen en directeur van de Stichting voor Wereldethos, een organisatie die de wereldvrede wil zoeken op basis van vrede tussen de wereldreligies. In het derde en laatste deel van zijn memoires (”Erlebte Menschlichkeit. Erinnerungen”, Piper Verlag, München/Zürich 2014, 748 blz.) wil hij niet als alleen de criticus van de paus en de Rooms-Katholieke Kerk de geschiedenis ingaan, maar ook als iemand die de uitdaging van religie wereldwijd opneemt. Daarvan getuigt zijn kennismaking met religies in India, China en Afrika en met de islam en het jodendom.
Küng ontpopt zich hier weer als een theoloog die de huidige kerk van Rome een terugval in de middeleeuwen verwijt, het terugdraaien van de vernieuwingen van Vaticanum II en het consolideren van het machtsinstituut van de Romeinse curie en hiërarchie.
Zijn kritiek klinkt reformatorisch, maar wordt ook gestempeld door het historisch-kritisch onderzoek van de Bijbel, een pleidooi voor vrouwelijke ambtsdragers in de kerk en verruiming van ethische standpunten.
In dat laatste geval kiest Küng bij zijn afnemende krachten –die hij gedetailleerd beschrijft– voor het in eigen hand nemen van een zelfgekozen levenseinde als er zich tekenen voordoen van verdergaande geestelijke aftakeling. Nergens in de Bijbel leest hij dat het leven tot op het einde in stand gehouden moet worden als de geestelijke kwaliteit en waardigheid achteruitgaan.
Kritisch
Küng is erg kritisch over de pausen Johannes Paulus II en Benedictus XVI. De laatste was zijn vroegere collega in Tübingen en later zijn opponent als voorzitter van de Congregatie voor de Geloofsleer, die Küng zijn kerkelijke leerbevoegdheid ontnam vanwege een kritisch boek over het onfeilbaarheidsdogma van de paus.
Hij typeert zichzelf als een verlichte, oecumenisch open en maatschappijkritische theoloog. Hij hekelt de „Ungeist der Inquisition” en de „repressieve inquisitorische maatregelen” die bekwame en veelbelovende katholieke theologen in een spagaat brengen tussen enerzijds loyaal zijn aan de kerk en anderzijds serieuze wetenschapper blijven.
Küng prijst zichzelf dat hij zijn werk als hoogleraar als vrij man kon voortzetten. De tuchtmaatregel heeft zijn oecumenische openheid vergroot. Hij wilde wel altijd rooms-katholiek blijven. De kerk is immers wezenlijk meer dan een hiërarchie.
In zijn levensavond is Küng nog steeds pessimistisch over de openheid van de kerk. De oecumenische vernieuwing in de nasleep van het Tweede Vaticaanse Concilie is door sterke tegenbewegingen tot stilstand gebracht. Küng verwijt Rome vooral vriendelijkheid in oecumenische ontmoetingen die in toenemende mate plaatsvinden, maar signaleert ook dat de wederzijdse erkenning van ambten, gemeenschappelijk avondmaal en de discussie over de roomse primaats- en onfeilbaarheidsaanspraak uitblijven.
Küng probeert de kritische rooms-katholieken een hart onder de riem te steken. Hervormingsstrevers en oecumenisch gezinden staan niet op verloren posten, maar hebben „veel, veel geduld” nodig.
Toch heeft Küng met het aantreden van de laatste paus weer een sprankje hoop gekregen. Paus Benedictus XVI heeft door zijn vrijwillige terugtreding een „demystificering van het pauselijk ambt” in gang gezet. Deze situatie geeft Küng aanleiding om op een ”Vaticaanse lente” te hopen.
En hij is niet teleurgesteld in Franciscus. Deze kerkleider koos vanaf de eerste minuut een nieuwe stijl en droeg niet zoals zijn voorganger een mitra met goud en edelstenen, geen purperen mozetta en rode schoenen, geen prachttroon met tiara, maar een eenvoudige levensstijl. Die eenvoud weerspiegelt de stijl van Franciscus van Assisi, die een alternatief voor het rooms-katholieke systeem vormde. Maar, zo waarschuwt Küng, Franciscus van Assisi’s idealen werden in het rooms-katholieke systeem geïntegreerd en geabsorbeerd. Daardoor had zijn kritiek geen effect meer.
Toch laat Küng zich leiden door de hoop. De gregoriaanse hervorming in de elfde eeuw heeft tot een bepaalde „gehoorzaamheidsmystiek” in de Rooms-Katholieke Kerk geleid: God gehoorzamen betekent de kerk gehoorzamen en dat betekent de paus gehoorzamen. Küng zegt dat hervormingsgezinden wegens gemis aan hervormingsimpulsen „van boven”, des te actiever hervormingen „van onderop” (dus van het kerkvolk) moeten oppakken.