Labour heeft in het Lagerhuis met 408 van de 659 zetels de grootste meerderheid in de Britse parlementaire geschiedenis. Daarmee heeft de partij een meederheid van 161 stemmen. De Conservatieve Partij heeft 163 zetels en de Liberale Democraten bezetten 54 zetels.

De behandeling van het regeringsvoorstel over collegegelden is een zogeheten tweede lezing. Als een meerderheid van het Lagerhuis het voorstel dinsdagavond goedkeurt, is daarna nog een derde behandeling in het Lagerhuis en een debat in het Hogerhuis nodig, voordat koningin Elizabeth haar handtekening eronder kan zetten.

Het komt in Groot–Brittannië slechts zeer zelden voor dat een belangrijk wetsvoorstel in de tweede lezing wordt weggestemd. De laatste keer was in 1986, toen rebellerende Conservatieven een voorstel van de toenmalige premier Margaret Thatcher verwierpen om winkelopenstelling op zondag toe te staan.

De Labour–premier Jim Callaghan had in 1977 negen keer het nakijken. De Unionistische regering van Lord Salisbury verloor in 1897 drie stemmingen op één dag, omdat zijn partijgenoten niet kwamen opdagen in het parlement en liever het 50–jarige ambtsjubileum van koningin Victoria vierden.

Wanneer een wetsvoorstel tijdens de tweede lezing sneuvelt, betekent dat niet per definitie het einde van de regering. De oppositie kan dan echter de kans grijpen de vertrouwensvraag te stellen, of de premier kan die vraag zelf aan het Lagerhuis voorleggen. Wanneer dat deze week gebeurt, kan het Lagerhuis daar al donderdag over debatteren.

Mocht het Lagerhuis zijn vertrouwen in Blair opzeggen, moet hij de koningin verzoeken het parlement te ontbinden en nog deze winter verkiezingen uitschrijven.